Beoordelingskader Forensisch Financieel Onderzoek
Publicatie | 15-03-2023
Status: concept
Rapporterende forensisch deskundigen spelen een cruciale rol in de rechtspraak. Het NRGD ziet het als zijn taak dat belanghebbenden gerechtvaardigd vertrouwen kunnen hebben in forensische expertise. Dit vertrouwen moet kunnen worden gebaseerd op aantoonbaar onafhankelijk gewaarborgde kwaliteit van de forensisch onderzoeker en diens rapportages aan de hand van (inter-)nationale forensisch-specifieke normen.
Deel I. Algemene Inleiding Beoordelingskader
Rapporterende forensisch deskundigen spelen een cruciale rol in de rechtspraak. Het NRGD ziet het als haar taak dat belanghebbenden gerechtvaardigd vertrouwen kunnen hebben in forensische expertise. Dit vertrouwen moet kunnen worden gebaseerd op aantoonbaar onafhankelijk gewaarborgde kwaliteit van de forensisch deskundige en diens rapportages aan de hand van (inter-)nationale forensisch-specifieke normen.
Het NRGD wordt bestuurd door het College gerechtelijk deskundigen (hierna: College). Het College heeft als wettelijke taak om een openbaar register te beheren met forensisch deskundigen die aan de door het College vastgestelde registratie-eisen voldoen. De registratie-eisen worden in samenspraak met het veld uitgewerkt en omlijnd in een Beoordelingskader per deskundigheidsgebied. Dit is van belang om de aanvrager, de toetser en de gebruiker van het register (bijvoorbeeld rechter, lid OM en advocaat) te informeren over de activiteiten waarmee een deskundige zich op het desbetreffende deskundigheidsgebied bezighoudt en over die activiteiten die daarbuiten vallen. De omlijning van het deskundigheidsgebied staat in Deel II van dit Beoordelingskader.
Ook stelt het College de maatstaven vast aan de hand waarvan per deskundigheidsgebied wordt beoordeeld of een aanvraag voldoet aan de kwaliteitseisen. De generieke eisen zijn vastgelegd in het Besluit register deskundige in strafzaken. Per deskundigheidsgebied worden deze eisen nader uitgewerkt. Deze uitwerking staat in Deel III van dit Beoordelingskader.
Voorts stelt het College de toetsingsprocedure vast. Deze procedure staat beschreven in Deel IV van dit Beoordelingskader.
Het NRGD kent een systeem van periodieke herregistratie. Gerechtelijk deskundigen moeten iedere vijf jaar aantonen dat zij nog steeds aan de op dat moment geldende eisen voldoen. Het Beoordelingskader is dynamisch en wordt verder ontwikkeld om de kwaliteit van deskundigen te bevorderen. Dit Beoordelingskader bevat de op dit moment geldende stand van zaken van het (deel-)deskundigheidsgebied.
Het NRGD onderscheidt twee soorten aanvragen: de aanvraag tot initiële registratie en de aanvraag om herregistratie. De aanvraag tot initiële registratie wordt gedaan door een deskundige die op het moment van het indienen van de aanvraag nog niet staat ingeschreven in het NRGD-register voor het (deel-)deskundigheidsgebied waar de aanvraag op ziet. De aanvraag om herregistratie wordt gedaan door een deskundige die al wel in het register staat ingeschreven voor het (deel-)deskundigheidsgebied waar de aanvraag betrekking op heeft.
Deze twee soorten aanvragen worden als volgt verder onderverdeeld:
Aanvraag tot initiële registratie
I) zelfstandig rapporteur: een deskundige die het vereiste aantal zaaksrapporten zelfstandig heeft opgemaakt en ondertekend;
II) rapporteur geen eigen werk: een deskundige die het aantal zaaksrapporten dat voor registratie is vereist niet zelfstandig heeft opgemaakt en ondertekend.
Indien de toetsing positief uitvalt, komt de ‘rapporteur geen eigen werk’ alleen in aanmerking voor een voorwaardelijke registratie.
Aanvraag omherregistratie:
I) na onvoorwaardelijke registratie;
II) na voorwaardelijke registratie.
De aanvraag tot initiële registratie wordt gedaan door een deskundige die op het moment van het indienen van de aanvraag niet beschikt over een NRGD-registratie. Dit kan zijn:
- de zelfstandig rapporterende deskundige;
- de pasopgeleide deskundige;
- de deskundige van wie een eerdere aanvraag door het College is afgewezen;
- de deskundige van wie de registratie eerder is doorgehaald.
Zo is het bij de aanvraag tot initiële registratie noodzakelijk een duidelijk onderscheid te maken tussen de ‘zelfstandig rapporteur’ en de ‘rapporteur geen eigen werk’. Een voorbeeld van een ‘rapporteur geen eigen werk’ is de pasopgeleide deskundige. Deze deskundige heeft wel de benodigde opleiduing afgerond, maar is nog niet in staat geweest om het aantal voor de toetsing vereiste rapporten zelfstandig op te stellen omdat deze gedurende de opleiding worden opgesteld onder supervisie van een opleider. Een ander voorbeeld van ‘rapporteur geen eigen werk’ is de rapporteur van wie een eerdere aanvraag is afgewezen en na de afwijzing (gedeeltelijk) onder supervisie is gaan werken.
Het College hanteert het volgende uitgangspunt. Elke aanvrager moet een Lijst van Zaaksinformatie opstellen. Op deze lijst moet een bepaald aantal zaken staan in een door het College bepaalde periode direct voorafgaand aan de aanvraag. Als op de Lijst van Zaaksinformatie één of meer zaken staan vermeld die onder supervisie zijn opgesteld, wordt de aanvrager als een ‘rapporteur geen eigen werk’ gekwalificeerd. Voor wat betreft de eerder afgewezen aanvraag van een aanvrager gelden aanvullende eisen: de zaaksrapporten moeten zijn opgesteld na de datum van het afwijzend Collegebesluit van de eerdere aanvraag (Beleidskader Aanvraag na Afwijzing).
Het onderscheid tussen de verschillende soorten aanvragen om herregistratie is van belang in het kader van de toetsingsprocedure (Deel IV): de stukken die een deskundige moet overleggen, de samenstelling van de toetsingsadviescommissie en de toetsingswijze.
Het concept van dit Beoordelingskader is ter openbare consultatie op de website van het NRGD gepubliceerd. Voorliggend Beoordelingskader is door het College vastgesteld in overeenstemming met het Besluit register deskundige in strafzaken.
Dit Beoordelingskader is geldig vanaf de datum die op het voorblad staat vermeld. De geldigheid loopt tot het moment van publicatie van een nieuwe versie. In principe vindt jaarlijks een controle op actualiteit plaats. Deze controle kan leiden tot een nieuwe versie. Het streven is om maximaal eenmaal per jaar een nieuwe versie te publiceren. Tussentijdse wijzigingen kunnen worden opgenomen in een addendum, welke tevens wordt gepubliceerd op de website van het NRGD.
Alle wijzigingen die in het Beoordelingskader worden aangebracht leiden tot een nieuwe versie. Nieuwere versies van (onderdelen van) het Beoordelingskader worden aangeduid met een hoger versienummer.
5.1. Versiebeheer
Bij redactionele wijzigingen wordt het versienummer opgehoogd met 0.1. Redactionele wijzigingen hebben geen inhoudelijke impact. Bij inhoudelijke wijzigingen wordt het versienummer opgehoogd met 1.
5.2. Formele revisiehistorie
De revisiehistorie start met versie 1.0 als eerste formeel goedgekeurde versie. Doorgevoerde inhoudelijke wijzigingen worden in de revisiehistorie kort beschreven (Bijlage C). Hierdoor is altijd te traceren welk Beoordelingskader op enig moment geldig was.
Deel II. Omlijning Forensisch Financieel Onderzoek
Een forensisch financieel onderzoek bestaat uit het verzamelen en analyseren van feiten en omstandigheden die relevant zijn als er een vermoeden is van niet naleving van wet- en regelgeving of bij een potentieel geschil, met een financiële of economische component.
Forensisch financieel onderzoek heeft als doel om helderheid te verkrijgen over bepaalde feiten en omstandigheden in een financiële context die zich op een bepaald moment, of in een bepaalde periode, hebben voorgedaan en die mogelijk betrekking hebben op niet naleving van wet-en regelgeving (en de gevolgen ervan). Het forensisch financiële onderzoek kan ook een onderzoek betreffen naar de eventuele betrokkenheid van natuurlijke en/of rechtspersonen en hun gedragingen daarbij.
Een forensisch financieel onderzoek wordt uitgevoerd door een deskundige in opdracht van een opdrachtgever. Dit is de autoriteit, organisatie of persoon die het forensisch onderzoek aanvraagt. Vooralsnog is het deskundigheidsgebied Forensisch Financieel Onderzoek binnen het NRGD geopend voor accountants (die aan de registratie-eisen voldoen). Mogelijk kunnen in de toekomst ook andere beroepsbeoefenaren zich inschrijven op dit deskundigheidsgebied.
Het onderzoek bestaat uit het verzamelen van feiten en omstandigheden die relevant zijn voor de beantwoording van de door de opdrachtgever gestelde onderzoeksvragen.
Het forensisch financieel onderzoek mondt uit in een schriftelijk rapport van feitelijke bevindingen en conclusies (zie voor definitiebepaling bijlage A). Het schriftelijk rapport is veelal bedoeld voor gebruik in een juridische procedure of geschil. Het rapport mondt niet uit in een juridische kwalificatie, dat is voorbehouden aan de opdrachtgever.
Forensisch financieel onderzoek bevat verschillende kernactiviteiten. In de volgende opsomming wordt een niet limitatief aantal voorbeelden gegeven van het type onderzoek dat uitgevoerd kan worden door een forensisch financieel deskundige.
Het betreft bijvoorbeeld onderzoek naar:
- De toedracht van gebeurtenissen met een financiële component, zoals vermeende integriteitsschendingen met een financiële component, vermoedens van fraude, persoonlijke verrijking.
- De financiële omvang en impact van gebeurtenissen, zoals vermoedens van; ongeoorloofde prijsafspraken, manipulatie van beurskoersen, wederrechtelijk verkregen voordeel of verwijtbare begrotingsoverschrijdingen.
- De gangbaarheid van een bepaalde handelswijze, juridische vorm en/of procedure in het economisch verkeer.
- De kwaliteit van fraudepreventiesystemen, zoals (de opzet van) een systeem van interne beheersing, of een compliance systeem.
- Het functioneren van bestuurlijke of toezichthoudende organen in organisaties waar mogelijk criminaliteit met een financiële of economische component heeft plaatsgevonden.
Per onderzoek wordt, afhankelijk van de onderzoeksvragen, een keuze gemaakt welke onderzoeksmethoden, -technieken en/of -middelen passend zijn. Hieronder kunnen administratief onderzoek, interviews, data-analyse, open bronnen onderzoek, IT onderzoek, inventarisaties, analyse van documenten en onderzoek bij derden vallen.
In het forensisch financieel onderzoek worden de werkzaamheden gericht op het onderzoeken van feiten en omstandigheden met een financiële component. In forensisch financiële onderzoeken kunnen door de forensisch financieel deskundige – afhankelijk van de onderzoeksvragen - ook andere deskundigheidsgebieden ingeschakeld worden. De thans bekende onmiddellijk aanpalende gebieden zijn het gebied van de IT auditor, de data scientist, de jurist of de register valuator. Het is zaak dat de deskundige zich bewust is van de grenzen van haar/zijn eigen vakbekwaamheid en goed weet wanneer andere deskundigen ingeschakeld dienen te worden.
IT auditor
Een IT-auditor beoordeelt de informatietechnologie (IT) van een organisatie. IT- auditing is een specialisme binnen het vakgebied auditing. Het specialisme wordt regelmatig ingezet bij uitvoering van accountantscontroles om zekerheid te geven over de betrouwbaarheid en beveiliging van gedigitaliseerde processen. Dit wordt niet gedaan door een forensisch financieel deskundige maar door een professional op dat gebied. Wanneer er vragen ontstaan rondom IT-auditing zal de forensisch financieel deskundige deze uitbesteden aan een IT-auditor en hiervan verslag maken in de rapportage.
Data scientist
Een data scientist is iemand die grote hoeveelheden data verwerkt uit verschillende (al dan niet gestructureerde) bronnen (oftewel ‘big data’) om deze om te zetten naar bruikbare informatie. De forensisch financieel deskundige treedt op als data analist, met het belangrijke verschil dat laatstgenoemde zich bezighoudt met het verwerken van data (met een financiële component) tot informatie, waar de data scientist zich toelegt op het maken van voorspellingen door data te extrapoleren en modellen te bouwen. Hiervoor dient de data scientist te beschikken over de nodige programmeervaardigheden. De forensisch financieel deskundige moet kennis hebben van IT en data, maar zal dit niet inzetten om te programmeren. Wanneer de expertise van data van de forensisch financieel deskundige ontoereikend is om de vragen van het onderzoek te beantwoorden, zal deskundige deze uitbesteden aan een data scientist en hiervan verslag maken in de rapportage.
Jurist
Een jurist is een juridisch belangenbehartiger. Juristen hebben een universitaire studie in rechten afgerond. Er zijn juristen die financieel onderzoek verrichten tijdens hun werk, ten behoeve van een opdrachtgever. Hiervoor zijn zij door één van de partijen in de rechtsgang gevraagd, en zij hebben confidentialiteitsbeginsel met die partij. Daarom kunnen zij niet in alle gevallen onpartijdig rapporteren, iets wat van de forensisch financieel deskundige in het deskundigheidsgebied bij het NRGD wel gevraagd wordt. Wanneer een forensisch financieel onderzoek een juridische vraag heeft die zij/hij niet zelf kan beantwoorden, zal de deskundige een jurist inzetten om deze vraag te beantwoorden en hiervan verslag maken in de rapportage.
Register valuator
De register valuator is een specialist als het gaat om een waardebepaling. In geval van een bedrijfsovername, maar ook als het gaat om een zakelijk conflict, intellectueel eigendom, een faillissement of een schadeberekening wordt dit berekend door een register valuator. Wanneer er sprake is van een waardebepaling die verder reikt dan de basisbeginselen die zich bevinden in de opleiding tot RA/AA, zal de forensisch financieel deskundige deze uitbesteden aan een register valuator en hiervan verslag maken in de rapportage.
5.1 Registratie
Het register zal de desbetreffende deskundige vermelden als een deskundige op het gebied van Forensisch Financieel Onderzoek.
5.2 Deeldeskundigheidsgebieden
Niet van toepassing.
Deel III. Registratie-eisen Forensisch Financieel Onderzoek
De algemene (her-)registratie-eisen zijn hierna in cursief opgenomen met een verwijzing naar artikel 12 lid 2 van het Besluit register deskundige in strafzaken (Brdis). Dit besluit vormt de basis voor de eisen waaraan deskundigen in strafzaken moeten voldoen. Deze eisen kunnen zich ook lenen voor deskundigen die rapporteren in de civiele en bestuurlijke rechtspraak.
Een deskundige wordt bij aanvraag slechts als deskundige in het register ingeschreven wanneer hij naar het oordeel van het College:
A. beschikt over voldoende kennis van en ervaring binnen het eigen deskundigheidsgebied waarop de aanvraag betrekking heeft;
B. beschikt over voldoende kennis van en ervaring in het desbetreffende rechtsgebied en voldoende bekend is met de positie en de rol van de deskundige daarin;
C. in staat is de opdrachtgever inzicht te bieden in de vraag of en zo ja, in hoeverre de vraagstelling van de opdrachtgever voldoende helder en onderzoekbaar is om deze vanuit zijn specifieke deskundigheid te kunnen beantwoorden;
D. in staat is op basis van de vraagstelling volgens de daarvoor geldende maatstaven een onderzoeksplan op te stellen en uit te voeren;
E. in staat is onderzoeksmaterialen en –gegevens in een forensische context volgens de daarvoor geldende maatstaven te verzamelen, vast te leggen, te interpreteren en te beoordelen;
F. in staat is om de geldende onderzoeksmethoden in een forensische context volgens de daarvoor geldende maatstaven toe te passen;
G. in staat is zowel schriftelijk als mondeling over de opdracht en elk ander relevant aspect van zijn deskundigheid gemotiveerd, controleerbaar en in voor de opdrachtgever begrijpelijke bewoordingen te rapporteren;
H. in staat is een opdracht te voltooien binnen de daarvoor gestelde of afgesproken termijn;
I. in staat is zijn werkzaamheden als deskundige onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig, vakbekwaam en integer te verrichten.
Bij alle artikelen (a tot en met i) is kennis van bepaalde maatstaven en/of gedrags- en beroepsregels vereist. Bij deze artikelen sluit het NRGD aan bij de beroepsorganisatie voor accountants, de NBA. De richtlijnen, handreikingen, gedrags- en beroepsregels die op moment van aanvraag van kracht zijn, worden als bekend verondersteld.
(…) beschikt over voldoende kennis van en ervaring binnen het eigen deskundigheidsgebied waarop de aanvraag betrekking heeft.
1.1. Aanvraag tot initiële registratie: zelfstandig rapporteur
Basiseisen:
- een registratie in het accountantsregister als RA / AA;
- minimaal vijf jaar werkervaring als RA / AA, na registratie in het accountantsregister;
- gemiddeld veertig uur per jaar in de afgelopen vijf jaar besteed aan forensisch
- relevante deskundigheidsbevordering (bijvoorbeeld door publicaties, het bijwonen van congressen, het geven of volgen van cursussen of trainingen).
- in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag bij minimaal vijf zaaksrapporten, waarop collegial review is toegepast, vaktechnisch verantwoordelijk geweest (zie voor definitiebepaling Bijlage A).
1.2. Aanvraag tot initiële registratie: ‘rapporteur geen eigen werk’
Basiseisen:
- een registratie in het accountantsregister als RA / AA;
- minimaal twee jaar werkervaring als RA / AA, na registratie in het accountantsregister;
- gemiddeld veertig uur per jaar in de afgelopen twee jaar besteed aan forensisch relevante deskundigheidsbevordering (bijvoorbeeld door publicaties, het bijwonen van congressen, het geven of volgen van cursussen of trainingen).
- in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag bij minimaal drie zaaksrapporten onder supervisie gerapporteerd.
- bij meer dan vijf jaar ervaring gaat de aanvrager automatisch naar optie 1.1.
1.3. Aanvraag tot initiële registratie: ‘rapporteur geen eigen werk’: na erkende opleiding is er momenteel niet
Basiseisen:
- een registratie in het accountantsregister als RA / AA;
1.4. Aanvraag om herregistratie: na onvoorwaardelijke registratie
Basiseisen:
- een registratie in het accountantsregister als RA / AA;
- gemiddeld 40 uur per jaar in de afgelopen 5 jaar te hebben besteed aan forensisch relevante deskundigheidsbevordering (bijvoorbeeld door publicaties, het bijwonen van congressen, het geven of volgen van cursussen of trainingen).
- in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag bij minimaal vijf zaaksrapporten, waarop collegial review is toegepast, vaktechnisch verantwoordelijk geweest.
1.5. Aanvraag om herregistratie: na voorwaardelijke registratie
Basiseisen:
- een registratie in het accountantsregister als RA / AA;
- gemiddeld 40 uur per jaar in de afgelopen twee jaar te hebben besteed aan forensisch relevante deskundigheidsbevordering (bijvoorbeeld door publicaties, het bijwonen van congressen, het geven of volgen van cursussen of trainingen).
- in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag bij minimaal drie zaaksrapporten, waarop collegial review is toegepast, vaktechnisch verantwoordelijk geweest.
1.6. Aanvraag na afwijzing of na van rechtswege verlopen registratie
Een aanvrager kan gebruik maken van de mogelijkheid om versneld een aanvraag na afwijzing te doen. Binnen twee jaar na afwijzing van de aanvraag kan een nieuwe aanvraag ingediend worden onder voorwaarden die op de volgende punten afwijken:
- De aanvrager overlegt 3 zaaksrapporten die door haar/hem c.q. onder haar/zijn vaktechnische verantwoordelijkheid zijn opgesteld na de eerdere afwijzing door het College.
- De aanvrager overlegt daarbij ook de verslagen van supervisie en/of collegial review behorend bij deze zaaksrapporten (volgens een NRGD-format).
- Een mondelinge toetsing zal altijd plaatsvinden.
- De toetsingsadviescommissie en het College mogen het adviesformulier van de voorgaande toetsingsadviescommissie inzien.
- De overige eisen blijven onverkort van kracht en de aanvrager kan na een afwijzing maar éénmaal gebruik maken van deze versnelde route.
(…) beschikt over voldoende kennis van en ervaring in het desbetreffende rechtsgebied en voldoende bekend is met de positie en de rol van de deskundige daarin.
De kennis van het betreffende rechtsgebied, alsmede de positie en rol van de deskundige daarin blijkt uit een titel als RA/AA. De ervaring met het betreffende rechtsgebied, alsmede de positie en rol van de deskundige daarin moet blijken uit de zaaksrapporten die worden overlegd.
(…) in staat is de opdrachtgever inzicht te bieden in de vraag of en zo ja, in hoeverre de vraagstelling van de opdrachtgever voldoende helder en onderzoekbaar is om deze vanuit zijn specifieke deskundigheid te kunnen beantwoorden.
(…) in staat is op basis van de vraagstelling volgens de daarvoor geldende maatstaven een onderzoeksplan op te stellen en uit te voeren.
(…) in staat is onderzoeksmaterialen en –gegevens in een forensische context volgens de daarvoor geldende maatstaven te verzamelen, vast te leggen, te interpreteren en te beoordelen.
(…) in staat is om de geldende onderzoeksmethoden in een forensische context volgens de daarvoor geldende maatstaven toe te passen.
(…) in staat is zowel schriftelijk als mondeling over de opdracht en elk ander relevant aspect van zijn deskundigheid gemotiveerd, controleerbaar en in voor de opdrachtgever begrijpelijke bewoordingen te rapporteren.
Een aanvrager dient in het bijzonder:
- in staat te zijn een taalkundig correct, ook voor niet vakgenoten, begrijpelijk en leesbaar rapport te schrijven en daarbij neutrale formuleringen te gebruiken;
- in staat te zijn bij de opzet en de indeling van het rapport de principes van het vigerende model deskundigenbericht toe te passen;
- zich bij het rapporteren steeds bewust te zijn van de reikwijdte van het rapport, zoals de beeldvorming die de rapportage van de onderzochte kan oproepen en de consequenties daarvan voor de besluitvorming van de opdrachtgever (bijvoorbeeld in de sfeer van de bewijsvoering);
- in staat te zijn op heldere wijze voorlichting over het deskundigheidsgebied en de onderzoeksbevindingen te geven aan de gerechtelijke instantie die daarom verzoekt;
- in staat te zijn, op basis van de resultaten, aan een leek te rapporteren over een interpretatie en conclusie (zowel schriftelijk als mondeling).
(…) in staat is een opdracht te voltooien binnen de daarvoor gestelde of afgesproken termijn.
(…) in staat is zijn werkzaamheden als deskundige onafhankelijk, onpartijdig, zorgvuldig, vakbekwaam en integer te verrichten.
De aanvrager dient zich aanvullend te houden aan de Gedragscode NRGD die door het College gerechtelijk deskundigen is vastgesteld (gepubliceerd op de website van het NRGD).
Het College kan een registratie-eis buiten toepassing laten of daarvan afwijken als toepassing tot een zeer onredelijk resultaat zou leiden. De hardheidsclausule kan alleen in uitzonderlijke situaties uitkomst bieden. Het ligt op de weg van de aanvrager om zelf feiten en omstandigheden aan te voeren dat in zijn specifieke geval een bepaalde registratie-eis onredelijk is.
Deel IV. Toetsingsprocedure voor Forensisch Financieel Onderzoek
Voor alle deskundigheidsgebieden geldt dat de toetsing plaatsvindt op basis van schriftelijke stukken, waaronder in ieder geval zaaksrapporten en bewijsstukken, in beginsel aangevuld met een mondelinge toetsing. Van deze mondelinge toetsing kan worden afgezien indien de deskundigheid van de aanvrager reeds duidelijk is gebleken uit de schriftelijke stukken.
De toetsing geschiedt in beginsel op basis van de informatie die de aanvrager heeft verstrekt:
- algemene gegevens als onderdeel van het aanvraagpakket;
- bewijsstukken van competentie.
Indien dit in het kader van de toetsing noodzakelijk wordt gevonden, kan een extra zaaksrapport en/of informatie worden opgevraagd, bijvoorbeeld informatie over de manier waarop collegial review en/of supervisie binnen de organisatie is geregeld.
2.1. Aanvraag tot initiële registratie: zelfstandig rapporteur
Te overleggen stukken:
- Aanvraagformulier NRGD;
- Verklaring Omtrent het Gedrag (niet ouder dan drie maanden);
- Een goed leesbare kopie van een geldig paspoort of identiteitskaart;
- Een curriculum vitae;
- Overzicht activiteiten in het kader van de deskundigheidsbevordering;
- Bewijs van registratie als RA/AA;
- Lijst van Zaaksinformatie FFO;
- Drie zaaksrapporten die niet ouder zijn dan vijf jaar geselecteerd door de aanvrager zelf uit de Lijst van Zaaksinformatie.
Deze zaaksrapporten dienen een goed en breed beeld te geven van de competenties van de aanvrager. - Op aanvraag: certificaten van (bekwaamheids-)testen van de gevolgde cursussen.
Toetsingswijze:
Fase A. administratief, door het Bureau NRGD;
Fase B. inhoudelijk, door een toetsingsadviescommissie (TAC) van ten minste drie personen op basis van het beschikbare schriftelijke materiaal, inclusief eventuele aanvullende schriftelijke informatie. Deze TAC bestaat in beginsel uit een jurist en twee vakinhoudelijke toetsers;
Fase C. inhoudelijk, door de dezelfde TAC door middel van een mondelinge toetsing. Van deze mondelinge toetsing wordt afgezien indien de deskundigheid van de aanvrager in fase b duidelijk is gebleken;
Fase D. beslissing van het College: registratie, voorwaardelijke registratie of geen registratie.
2.2. Aanvraag tot initiële registratie: ‘rapporteur geen eigen werk’
Te overleggen stukken:
- Aanvraagformulier NRGD;
- Verklaring Omtrent het Gedrag (niet ouder dan drie maanden);
- Een goed leesbare kopie van een geldig paspoort of identiteitskaart;
- Een curriculum vitae;
- Overzicht van activiteiten in het kader van de deskundigheidsbevordering;
- Bewijs van registratie als RA/AA;
- Lijst van Zaaksinformatie FFO;
- Twee zaaksrapporten die niet ouder zijn dan drie jaar geselecteerd door de aanvrager zelf uit de Lijst van Zaaksinformatie.
Deze zaaksrapporten dienen een goed en breed beeld te geven van de competenties van de aanvrager. - Op aanvraag: certificaten van (bekwaamheids-)testen van de gevolgde cursussen.
Toetsingswijze:
Fase A. administratief, door het Bureau NRGD;
Fase B. inhoudelijk, door een toetsingsadviescommissie (TAC) van ten minste twee personen op basis van het beschikbare schriftelijke materiaal, inclusief eventuele aanvullende schriftelijke informatie. Deze TAC bestaat in beginsel uit een jurist en een vakinhoudelijke toetser;
Fase C. inhoudelijk, door dezelfdeTAC waaraan één vakinhoudelijke toetser wordt toegevoegd, op basis van het beschikbare schriftelijke materiaal. Hiervan wordt afgezien indien de TAC in fase b unaniem tot een positief advies aan het College komt;
Fase D. inhoudelijk, door de in fase c bedoelde TAC door middel van een mondelinge toetsing. Van deze mondelinge toetsing wordt afgezien indien de deskundigheid van de aanvrager in fase c duidelijk is gebleken;
Fase E. beslissing van het College: voorwaardelijke registratie of geen registratie.
2.3. Aanvraag tot initiële registratie: ‘rapporteur geen eigen werk’: na erkende opleiding
Is er momenteel niet.
2.4. Aanvraag om herregistratie: na onvoorwaardelijke registratie
Te overleggen stukken:
- Aanvraagformulier NRGD;
- Verklaring Omtrent het Gedrag (niet ouder dan drie maanden);
- Een goed leesbare kopie van een geldig paspoort of identiteitskaart;
- Een curriculum vitae;
- Overzicht van activiteiten in het kader van de deskundigheidsbevordering;
- Bewijs van registratie als RA/AA;
- Lijst van Zaaksinformatie FFO;
- Drie zaaksrapporten die niet ouder zijn dan vijf jaar geselecteerd door de aanvrager zelf uit de Lijst van Zaaksinformatie.
Deze zaaksrapporten dienen een goed en breed beeld te geven van de competenties van de aanvrager. - Op aanvraag: certificaten van (bekwaamheids-)testen van de gevolgde cursussen.
Toetsingswijze:
Fase A. administratief, door het Bureau NRGD;
Fase B. inhoudelijk, door een toetsingsadviescommissie (TAC) van ten minste twee personen op basis van het schriftelijke beschikbare materiaal. Deze TAC bestaat in beginsel uit een jurist eneen vakinhoudelijke toetser;
Fase C. inhoudelijk, door dezelfde TAC waaraan één vakinhoudelijke toetser wordt toegevoegd, op basis van het beschikbare schriftelijke materiaal. Hiervan wordt afgezien indien de TAC in fase b unaniem tot een positief advies aan het College komt;
Fase D. inhoudelijk, door de in fase c bedoelde TAC door middel van een mondelinge toetsing. Van deze mondelinge toetsing wordt afgezien indien de deskundigheid van de aanvrager in fase c duidelijk is gebleken;
Fase E. beslissing van het College: registratie, voorwaardelijke registratie of geen registratie.
2.5. Aanvraag om herregistratie: na voorwaardelijke registratie
Te overleggen stukken:
- Aanvraagformulier NRGD;
- Verklaring Omtrent het Gedrag (niet ouder dan drie maanden);
- Een goed leesbare kopie van een geldig paspoort of identiteitskaart;
- Een curriculum vitae;
- Overzicht van activiteiten in het kader van de deskundigheidsbevordering;
- Bewijs van registratie als RA/AA;
- Lijst van Zaaksinformatie FFO;
- Drie zaaksrapporten die niet ouder zijn dan drie jaar geselecteerd door de aanvrager zelf uit de Lijst van Zaaksinformatie.
Deze zaaksrapporten dienen een goed en breed beeld te geven van de competenties van de aanvrager. - Op aanvraag: certificaten van (bekwaamheids-)testen van de gevolgde cursussen.
Toetsingswijze:
Fase A. administratief, door het Bureau NRGD;
Fase B. inhoudelijk, door een toetsingsadviescommissie (TAC) van ten minste drie personen op basis van het schriftelijke beschikbare materiaal. Deze TAC bestaat in beginsel uit een jurist en twee vakinhoudelijke toetsers;
Fase C. inhoudelijk, door dezelfde TAC door middel van een mondelinge toetsing. Van deze mondelinge toetsing wordt afgezien indien de deskundigheid van de aanvrager in fase b duidelijk is gebleken;
Fase D. beslissing van het College: registratie, voorwaardelijke registratie of geen registratie.
2.6. Aanvraag na afwijzing of na van rechtswege verlopen registratie (fast-track)
Te overleggen stukken:
- Aanvraagformulier NRGD;
- Verklaring Omtrent het Gedrag (niet ouder dan drie maanden);
- Een geüpdatet curriculum vitae;
- Overzicht van activiteiten in het kader van de deskundigheidsbevordering;
- Lijst van Zaaksinformatie;
- Drie zaaksrapporten die niet ouder zijn dan drie jaar geselecteerd door de aanvrager zelf uit de Lijst van Zaaksinformatie.
Deze zaaksrapporten dienen een goed en breed beeld te geven van de competenties van de aanvrager. - Eventueel op aanvraag: certificaten van (bekwaamheids-)testen van de gevolgde cursussen.
Toetsingswijze:
Fase A. administratief, door het Bureau NRGD;
Fase B. inhoudelijk, door een toetsingsadviescommissie (TAC) van ten minste drie personen op basis van het beschikbare schriftelijke materiaal, inclusief eventuele aanvullende schriftelijke informatie. Deze TAC bestaat in beginsel uit een jurist en twee vakinhoudelijke toetsers;
Fase C. inhoudelijk, door dezelfde TAC door middel van een mondelinge toetsing. Van deze mondelinge toetsing wordt afgezien indien de deskundigheid van de aanvrager in fase b duidelijk is gebleken;
Fase D. beslissing van het College: voorwaardelijke registratie of geen registratie.