‘Juristen hebben de neiging feiten vast te stellen en te denken dat ze met wetenschap bezig zijn. Dat is ingewikkeld, omdat recht en wetenschap twee verschillende benaderingen vertegenwoordigen. De manier waarop een rechter volgens juridische kaders feiten vaststelt die niet altijd overeenstemmen met de manier waarop er vanuit wetenschappelijke deskundigheid wordt gekeken, vind ik interessant.’

Mr. Reinier van Zutphen is sinds 2015 de Nederlandse ombudsman. Eerder was hij vicepresident van de Rechtbank Utrecht en voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor rechtspraak (NVVR). Tussen 2013 en 2015 was Van Zutphen staatsraad bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als ombudsman kijkt hij vanuit burgerperspectief naar de belangen van de samenleving. Hoe kijkt hij – vanuit deze rol - naar het veranderend veld van recht en wetenschap? Een gesprek over openheid van rechters, het inzetten van deskundigheid en over vertrouwen.

‘Wanneer schakel je een deskundige in? Vaak denk je ‘Ik weet het wel, maar ik wil het zeker weten’ Of: ‘Ik weet het helemaal niet en heb een onafhankelijke derde nodig’. Als rechter heb ik de zaak gedaan van de man die de spion Kahn heeft bevoorraad met materialen om in Pakistan atoombommen te maken. Daarbij had ik wel deskundigheid nodig. Ook bij zedenzaken heb ik met regelmaat deskundigen ingezet. Vervolgens kies je wat je overneemt uit hun rapport en wat de partijen daarover hebben opgemerkt. Daarin speel je als rechter een hele actieve rol. Een oordeel van een deskundige neem je niet klakkeloos over in een vonnis. Je neemt een gemotiveerde beslissing, met een toelichting waarom je het oordeel wel, niet of gedeeltelijk overneemt.’

Moet een rechter de materie ook begrijpen?

'In principe niet, want dan had ik het zelf gedaan. Maar je moet wel vertrouwen hebben in wat je gepresenteerd krijgt. En daarvoor moet je snappen hoe je een rapport met DNA-informatie interpreteert. Een rechter moet deskundig genoeg zijn om met deskundigen te spreken. Hoe je een DNA onderzoek doet is niet aan mij besteed. Maar iets weten over Bayesiaanse kansberekening is wel handig. Daar word je als rechter niet slechter van. Je vertrouwt op deskundigheid, maar het blijft jouw verantwoordelijkheid die toe te passen en op het juiste moment de juiste vragen te stellen.’

Is dat een individuele kwestie, of is er meer nodig?

‘Ik denk wel dat je eisen aan rechters en officieren mag stellen. De opleiding is dan de eerste plek. Vragen stellen aan deskundigen moet je leren. Hoe je een opdracht zó formuleert dat die uitvoerbaar is en resultaat oplevert voor de behandeling van de zaak. Er is wel een cursus ‘magistratuur en deskundige’, maar dat is een vrijwillige masterclass en het is verrassend hoe weinig mensen die volgen. Dat zou wel beter kunnen. Maar dat geldt voor heel veel onderwerpen in de rechtspraak.’

In de praktijk beslissen het Openbaar Ministerie (OM) en de rechter over de inzet van deskundigen. Advocaten doen dat nauwelijks, naar eigen zeggen mede vanwege de kosten. Leidt dat tot een inequality of arms?

‘Ik ben niet erg gecharmeerd van het idee dat alles voor rekening van de staat zou moeten komen. Omdat het dan onbetaalbaar wordt en uiteindelijk ondoenlijk. De verdediging komt in principe voor rekening van degene die ze moet verdedigen. Dat vind ik een mooi uitgangspunt. Maar als een rechter een deskundige aanwijst moeten partijen de kans krijgen mee te praten over de onderzoeksopdracht. Als advocaten dat graag willen, zijn er mogelijkheden. Als rechter commissaris heb ik dat ook regelmatig gedaan. Gewoon voorleggen: ‘Hier gaan we mee aan de slag. Heb je nog aanvullende punten?’ Ik vind het niet meer dan normaal, dus doe dat vooral! Waarover we misschien wel moeten nadenken, is in welke zaken we deskundigheid inzetten en wanneer niet‘

Wie zou daarover moeten nadenken?

‘Wij als samenleving. En dat doen we niet. Of we deskundigheid teveel inzetten weet ik niet, maar ik heb de indruk dat het gebruik daarvan hand over hand toeneemt. Als de inzet van deskundigheid in de tactiek een rol begint te spelen, heb ik wel bezwaar. Misschien ouderwets, maar ik denk dat deskundigheid vooral dient om feiten vast te stellen die van belang zijn voor een uiteindelijke beslissing. Ik zou ook wel willen denken aan hoeveel tijd we in die zaak steken. Als de verdachte alle gestolen spullen van de Hema nog in zijn binnenzak had, dan zijn we toch klaar? Je kan alles heel groot maken, maar je kan je tijd en je geld maar één keer besteden. Wat meer proportioneel en bedrijfseconomisch denken lijkt me prima. Betaalbaarheid mag een rol spelen, dat vind ik evident.’

Maar we willen ook dat OM en politie alles uit de kast trekken?

‘Iedere zaak waar we mee bezig zijn vinden we de belangrijkste van het hele jaar. Ik was in Groningen bij het UMCG. Daar ging het over de deskundigheid van artsen en verpleegkundigen. Ik sprak met allerlei artsen en bestuurders. En die zeiden: ‘Weet je dat de vragen die we tegenwoordig krijgen totaal anders zijn dan een paar jaar geleden? Toen waren we alleen bezig met de vraag wat de best mogelijke behandeling was. Nu horen we: ‘Besef je je dat als je op deze manier met een patiënt bezig bent, er heel veel anderen zijn die niet kunnen worden geholpen?’ Dat is een ingewikkelde kwestie voor deze professionals. Volgens mij werken veel juristen nog steeds zo. De zaak die nu voorligt krijgt de volle aandacht, zonder dat gekeken wordt naar de consequenties voor andere zaken op de wachtlijst. Er zijn zaken waarvan we vinden dat we ze eigenlijk wel moeten doen en ons afvragen hoe het komt dat we daar niet aan toe komen. Is dat omdat we aan die een bepaalde zaak alle aandacht geven waardoor tien andere zaken niks krijgen? Kunnen we dat beter verdelen? Hoeveel deskundigheid is er nodig om een zaak te kunnen beoordelen? En welke zaken zijn dan bij uitstek geschikt om te worden behandeld met een deskundige? Die manier van kijken en veel bewuster inschakelen van deskundigheid zou een volgende stap kunnen zijn.

Als de rechtspraak geen zittingsruimte vrij maakt voor zaken omdat er geen mensen zijn om ze te doen, is dat een probleem. Ik kijk vanuit burgerperspectief naar de belangen van de samenleving. Dan heb ik liever dat een verdachte een draai om de oren krijgt van het OM dan niet. Want de vraag is niet: ‘vervolgen of een beschikking’ maar ‘een beschikking of een sepot’. Een sepot is ook een ontkenning van wat een slachtoffer is overkomen. We kunnen niet alle zaken naar zitting brengen, dus het is belangrijk dat we daar de discussie over voeren. Maar dat geldt ook voor de inzet van forensische deskundigheid: waar wel en waar niet? Waar is deskundigheid echt nodig en kun je ook uitleggen waarom, of waarom niet?’

Wie zegt dan tegen de politie of het OM: Wees een beetje selectief?’

‘Het enthousiasme van de individuele ambtenaar heb je nodig. Maar de leiding van het grotere apparaat - de rechtspraak, het OM en de advocatuur, enzovoort - zou meer kunnen sturen. Ik begrijp de discussies over werkvoorraden best, maar daar kan je ook anders naar kijken. Waar komen die zaken vandaan? Moeten we met die zaken aan de slag omdat de samenleving anders achterblijft met een onopgelost probleem? Er is natuurlijk geen twijfel dat bij halsmisdrijven en bij ernstige milieucriminaliteit door moeten, maar maak van de inzet van deskundigheid geen automatisme. En ten tweede: stel grenzen aan de techniek. Mag een deskundige alle data combineren, terwijl de overheid dat zelf niet mag? De komst van AI en Chat GPT is onvermijdelijk, ook in de rechtspraak.’

Vergroot AI de afstand tussen wat je nog kunt volgen en blind vertrouwen?

‘Ik denk van wel, maar misschien is dat normaal. Heel veel dingen in het dagelijks leven berusten op vertrouwen. Als ik naar de dokter ga, schrijft die een medicijn voor. Daar vertrouw ik op, al blijft het gebruik daarvan mijn eigen verantwoordelijkheid. Dus stel vragen: Wat moet ik weten om kennis van anderen goed te kunnen gebruiken? Dat is voor een rechter heel belangrijk. Je leidt het gesprek op zitting. Dat moet nuttig zijn en iets opleveren voor de beslissing in de zaak. De juridische regels hoeven we voor AI niet te veranderen. We gaan heus niet zeggen: ‘We laten ‘hoor en wederhoor’ zitten, want ik kan op basis van een algoritme toch al voorspellen wat de verdachte gaat zeggen.’ De regels staan als een huis, maar het draait erom hoe je ze gebruikt. En dat vraagt een goede rechter of een goede advocaat zich altijd af. Wetenschap en techniek evolueren. Alles wordt steeds complexer. Maar dat vonden we vroeger ook. Ik heb wel eens een plaatje gezien hoe de eerste auto’s door Londen reden, met iemand met een rode vlag ervoor die waarschuwde dat er iemand aan kwam.'

Moet de rechtspraak de media meer gebruiken om uit te leggen wat er gebeurt?

‘We hebben allemaal Agatha Christie gelezen en denken dat Poirot het archetype van de deskundige is. Dat romantische beeld over deskundigheid moeten we bijstellen. De indruk bestaat alsof in al die geruchtmakende gerechtelijke dwalingen fouten zijn gemaakt die later door deskundigen aan het licht zijn gebracht. Daar ben ik niet van overtuigd. Het had ook anders kunnen gaan. We moeten de beperking van de rol van de deskundige helder maken, zodat het publiek weet wat een deskundige bijdraagt en hoe rechters, officieren en anderen daarmee omgaan. Die hoeven de techniek niet uit leggen, maar wel hoe je die inzet en waarom. Wat je doet als je een deskundige uitnodigt. En wat betekent dat voor de verdachte, het slachtoffer, of de uitkomst van een proces. Het zijn vragen die rechters, officieren en andere betrokkenen ook aan zichzelf kunnen stellen. Uiteindelijk gaat het om vakbekwaamheid: ‘Ben je bewust bekwaam op het terrein van de inzet en toepassing van deskundigheid en de manier waarop verschillende partijen daarmee omgaan in het proces?’ Ik denk dat veel betrokkenen onbewust bekwaam zijn. Dat hoop ik en dat gun ik ze. Dat ze niet iedere keer moeten bedenken welke vragen ze moeten stellen. Bij een standaard DNA-onderzoek heb je misschien niet veel vragen. Maar wanneer dan wél en ben je voldoende bekwaam om daarin te schakelen? Ik vind het interessant te horen hoe ze daar tegenaan kijken en hoop dat ze daarover meer naar buiten treden.

Wat ik graag zou willen - voortbordurend op Saskia Belleman - is dat rechters vaker zelf vertellen wat ze hebben gedaan. Dat heb ik altijd heel prettig gevonden aan mijn huidige werk. Ik kan precies zeggen waarom ik iets heb opgeschreven in een rapport. Als er een vraag is, kan ik die gewoon beantwoorden, of het nu voor een krant is, of voor televisie. Dat moet ik zorgvuldig en weloverwogen doen, maar ik vind dat heel belangrijk. Dan kan ook bij rechtszaken. Er ligt een vonnis, maar een rechter kan daarnaast vertellen waarom die tot een uitspraak komt. Niet via de persrechter, maar zèlf.

En dat geldt ook voor forensisch deskundigen, of het nu gaat om bètawetenschap of gedragsdeskundigheid. Neem de discussie over stikstofdepositie en de ondergrens. Arthur Petersen, een oud-RIVM medewerker die tegenwoordig professor is in Londen heeft daarover een wetenschappelijk standpunt ingenomen. Er zijn veel andere wetenschappers die zijn standpunt niet delen. Hij had zich kunnen realiseren dat mensen binnen en buiten de politiek met zijn uitspraken aan de haal zouden gaan, maar ik vond zijn uitleg in het interview steengoed. Heel precies en met respect voor andersdenkenden. Bij gedragswetenschappen geldt hetzelfde, al speelt daar wel mee dat we denken: ‘Dat snap ik zelf ook wel.’ Behalve als een rechtspsycholoog over juristen gaat praten, want dan reageren die vaak furieus. Er is uiteindelijk wel een verschil tussen alfa/gamma en bèta deskundigheid. Natuurwetenschappelijke kennis is vaak wel echt hard. Hout blijft drijven op water. Daar verander je verder weinig aan. Daarop kun je vertrouwen.’