Beleidskader voorwaardelijke registratie

Versie 1.1

Algemene inleiding

Om voor inschrijving in het NRGD in aanmerking te komen moet de in beginsel voldoen aan alle in artikel 12, tweede lid van het Besluit register deskundige in strafzaken (BRDS) geformuleerde vereisten. Het College gerechtelijk deskundigen (College) kan een aanvraag tot inschrijving af- of toewijzen (artikel 14, tweede lid). De deskundige die niet volledig voldoet aan alle vereisten van artikel 12, tweede lid, maar wel voldoet aan het door het College vastgestelde basisniveau van het desbetreffende deskundigheidsgebied kan voorwaardelijk worden ingeschreven in het NRGD, aldus artikel 19, eerste lid, van het BRDS. Dit artikel is ingrijpend gewijzigd met de laatste aanpassing van het BRDS (Staatsblad 2017, nr. 96). De tekst van artikel 19 BRDS is als bijlage bij dit Beleidskader gevoegd.

Artikel 19 BRDS bepaalt op hoofdlijnen welke eisen aan de voorwaardelijke inschrijving gesteld
worden. Het College heeft voor de nadere invulling van de voorwaardelijke registratie een
discretionaire bevoegdheid. Dit Beleidskader voorziet in een nadere toelichting en uitwerking van
deze bevoegdheid.

Waar in dit Beleidskader en in de communicatie van het NRGD de term voorwaardelijke registratie wordt
gebruikt, wordt de voorwaardelijke inschrijving van het BRDS bedoeld.

Artikel 1 Algemeen uitgangspunt

  1. Bij een positief oordeel van het College komt het type aanvrager ‘initieel: rapporteur geen eigen werk’ uitsluitend in aanmerking voor een voorwaardelijke registratie.
  2. Een voorwaardelijke registratie op andere gronden dan genoemd in het eerste lid wordt slechts bij hoge uitzondering gegeven.

Toelichting

Met de aanpassing van artikel 19 BRDS heeft het College wettelijk meer ruimte gekregen om deskundigen voorwaardelijk te registreren. Het College heeft sinds 2013 ervaring met dit beleid. Een aanleiding voor de verruiming van de wettelijke regeling was dat het College het mogelijk wilde maken pasopgeleide rapporteurs ervaring te laten opdoen. Dit is niet mogelijk zonder registratie in het NRGD. De nadruk ligt bij deze categorie voorwaardelijke registratie dan ook niet zo zeer op een gebrek aan kennis van het vakgebied, maar op een gebrek aan voldoende ervaring. Pasopgeleide rapporteurs hebben vaak alleen onder supervisie kunnen rapporteren en beschikken daardoor niet over zelfstandig opgemaakte en ondertekende rapporten. Voor het College en de toetsingsadviescommissie is het op basis van gesuperviseerde rapporten lastig te beoordelen wat de competenties van de aanvragers zelf zijn.

Als op de Lijst van zaaksinformatie één of meer zaken staan vermeld die onder supervisie zijn opgesteld, wordt de aanvrager dan ook als ‘initieel: rapporteur geen eigen werk’ gekwalificeerd. In de overige gevallen gaat het om een voorwaardelijke registratie op grond van inhoudelijke of administratieve verbeterpunten. Hiervan maakt het College maar zeer spaarzaam gebruik. Terughoudendheid is hier ook gepast. Het College heeft de wettelijke taak om een register te beheren met deskundigen die aan de wettelijk voorgeschreven kwaliteitseisen voldoen. Het College beoordeelt in ieder geval of een zodanig basisniveau van deskundigheid aanwezig is en geeft met de voorwaardelijke registratie te kennen te verwachten dat de deskundige nadat hij aan de voorwaarden heeft voldaan, onvoorwaardelijk kan worden geregistreerd. Juist als er verbeterpunten worden opgemerkt en vergt dat een uiterst zorgvuldige afweging.

Artikel 2 Uitgangspunten voorwaardelijke registratie

In aanvulling op het uitgangspunt als bepaald in het tweede lid van artikel 19, hanteert het College de volgende uitgangspunten:

  • de rapporten moeten over de gehele linie van voldoende kwaliteit zijn om in de rechtsgang te kunnen worden ingebracht;
  • de voorwaarden moeten terug zijn te voeren op de kwaliteitseisen van artikel 12, tweede lid, a tot en met i zoals uitgewerkt in de Beoordelingskaders van de afzonderlijke deskundigheidsgebieden.

Toelichting

Het belangrijkste uitgangspunt staat in het tweede lid van artikel 19 vermeld: een voorwaardelijke registratie vindt alleen plaats wanneer naar het oordeel van het College de verwachting bestaat dat de deskundige redelijkerwijs binnen de termijn van de voorwaardelijke inschrijving aan alle vereisten voldoet. Het gaat erom dat het College het vertrouwen heeft in de aanvrager dat deze aan de gestelde voorwaarden gaat voldoen. Waar dat vertrouwen op gebaseerd is, is vaak lastig te objectiveren. Dit zal in de beschikkingen dan ook niet altijd kunnen worden geëxpliciteerd.

Voor het College geldt verder als uitgangspunt dat de rapporten die ten behoeve van de toetsing worden ingediend over de gehele linie van voldoende kwaliteit moeten zijn om in de rechtsgang te kunnen worden ingebracht. Het moet gaan om volwaardige rapporten die een goed en breed beeld geven van de competenties van de aanvrager. Voor een voorwaardelijke registratie geldt een duidelijke ondergrens. In het register mag tenslotte niet iemand geregistreerd staan van wie het werk van onvoldoende kwaliteit is. De gebruikers van het register moeten er immers vanuit kunnen gaan dat de rapporten van de deskundige die voorwaardelijk is geregistreerd over de gehele linie van voldoende kwaliteit zijn. De toetsingsadviescommissie zal het College hierover adviseren. Het is aan de toetsingsadviescommissie om de ondergrens te bewaken. Het is vervolgens aan het College om op basis van het advies van de toetsingsadviescommissie een beslissing te nemen op de aanvraag tot (her)registratie. Het College volgt in de regel het advies van de commissie, maar kan hiervan afwijken, al zal het dat wel gemotiveerd moeten doen.

Het College stelt de voorwaarden waaraan en de termijnen waarbinnen de deskundige moet voldoen, aldus het eerste lid van artikel 19. Als een aanvrager voorwaardelijk wordt geregistreerd, is het vanuit het oogpunt van kwaliteitsborging en rechtszekerheid van belang om de aanvrager zo concreet mogelijk mee te geven op welke punten hij zich dient te verbeteren.. Het College schrijft hierbij in beginsel alleen “het wat” voor en niet “het hoe”. Het standpunt van het College is dat de deskundige zelf invulling moet geven aan het verbeteren van zijn professionele bekwaamheid.

Uiteraard moeten de voorwaarden haalbaar en praktisch uitvoerbaar zijn. Een deskundige moet voldoende de kans, en dus ook tijd, krijgen zich te verbeteren en aan alle kwaliteitseisen te kunnen voldoen.

De voorwaarden moeten toetsbaar zijn. De volgende toetsingsadviescommissie moet kunnen toetsen of de deskundige zich heeft verbeterd. Van belang hierbij is ook het derde lid van artikel 19 waarin is bepaald dat bij herhaalde toepassing van het eerste lid de voorwaarden niet opeenvolgend dezelfde mogen zijn. Hoe duidelijker de voorwaarden zijn geformuleerd hoe beter kan worden voorkomen dat hierover bij de beoordeling van een volgende aanvraag discussie ontstaat. Dit is naar verwachting een tijdelijke kwestie. Bij de voorwaardelijke registraties oude stijl moesten de voorwaarden in het adviesbeoordelingsformulier ingelezen worden. Het was daarbij niet altijd duidelijk onder welke categorie een bepaalde voorwaarde viel. Door het vanuit de inhoud te benaderen, verwacht het College dat dit niet tot grote problemen zal leiden.

Tot slot moeten de voorwaarden juridisch houdbaar zijn. Dit betekent dat de voorwaarden moeten zijn terug te voeren op de kwaliteitseisen van artikel 12, tweede lid, a tot en met i, van het Brdis. De onderdelen van het tweede lid zijn als kapstok gebruikt voor de registratieeisen die het College per deskundigheidsgebied heeft uitgewerkt. Deze registratie-eisen kunnen op hun beurt weer als kapstok dienen voor het College om de voorwaarden te formuleren. Voorkomen moet worden dat de formulering van de voorwaarden en de registratie-eisen te ver van elkaar verwijderd raken.

Artikel 3 Termijnen voorwaardelijke registratie

Een voorwaardelijke registratie vindt in beginsel plaats voor een periode van twee jaar.

Toelichting

Het eerste lid van artikel 19 maximeert de voorwaardelijke registratie op twee jaar. Het College hanteert een standaardperiode van twee jaar. Het maakt het College niet uit of de reden van de voorwaardelijke registratie inhoudelijk of administratief van aard is. Bij een administratieve voorwaardelijke registratie gaat het vaak om een tekort aan uren forensisch relevante deskundigheidsbevordering, intervisie en/of aantallen rapporten.

Het College vindt het de verantwoordelijkheid van de deskundige om aan alle kwaliteitseisen te voldoen. De deskundige wordt geacht kennis en ontwikkelingen binnen het vakgebied bij te houden en te weten welke registratie-eisen op hem van toepassing zijn. Voldoet de aanvrager om welke reden dan ook niet aan de gestelde eisen en is die tekortkoming aanleiding om hem voorwaardelijk te registreren, zal die registratie dus in beginsel altijd voor twee jaar zijn. Het College zich ervan bewust dat deze harde lijn ook inspanningen vergt van het College zelf. Het College zal tijdig heldere voorlichting moeten geven over (veranderingen van) de inhoudelijke en administratieve kwaliteitseisen. Dit doet het College via de Nieuwsbrief van het NRGD en de website van het NRGD.

Het voorgaande neemt niet weg dat het College de ruimte heeft een kortere termijn te verbinden aan een voorwaardelijke registratie. Het College zal hiertoe alleen overgaan als er gelet op de omstandigheden van het individuele geval concrete aanleiding toe is.

Artikel 4 Gefaseerde toetsing na administratieve voorwaardelijk

De toetsingsprocedure zoals vastgesteld voor de “initiële aanvrager: rapporteur geen eigen werk” en de “heraanvrager: na onvoorwaardelijke registratie” is van overeenkomstige toepassing op de voorwaardelijke registratie op administratieve gronden.

Toelichting

Het College heeft voor deze typen aanvragers een gefaseerde toetsing vastgesteld. Deze houdt in dat de toetsing door de toetsingsadviescommissie in eerste instantie door twee personen worden verricht, een jurist en vakinhoudelijke toetser. Als de toetsingscommissie niet tot een positief advies kan komen, zal aan de toetsingsadviescommissie één vakinhoudelijke toetser wordt toegevoegd. Dat zal gebeuren bij twijfel of indien de twee toetsers het erover eens zijn dat de aanvrager niet voldoet aan de registratie-eisen. Het College heeft voor deze aanpassing van de toetsingsprocedure gekozen omdat, als er een redelijke verwachting bestaat dat de aanvrager bij een volgende beoordeling zal voldoen aan de administratieve voorwaarden, het niet nodig is direct een volledige toetsingsadviescommissie de inhoudelijke beoordeling te laten verrichten. Dit is kostenbesparend en bevordert de efficiënte behandeling. De ervaringen met deze gefaseerde toetsingsprocedure laten zien dat deze manier van toetsen goed werkt.

Artikel 5 Inzage in advies van de eerdere toetsingsadviescommissie

  1. Het College krijgt inzage in het advies van de toetsingsadviescommissie dat in het kader van de voorgaande aanvraag is uitgebracht.
  2. Het bepaalde in het eerste lid is van toepassing op de toetsingsadviescommissie.

Toelichting

De aan een inschrijving onder voorwaarden ten grondslag liggende voorwaarden kunnen in beginsel niet opeenvolgend dezelfde zijn. Om dit te kunnen beoordelen is inzage in het eerdere advies onontbeerlijk. De aanvrager zal klemmende redenen moeten aanvoeren waarom hij niet in de beschikbare periode alsnog aan de eisen van herregistratie heeft kunnen voldoen. Hierbij moet 4 gedacht worden aan omstandigheden zoals het uitblijven van opleiding- en cursusaanbod of langdurige ziekte van de deskundige.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Dit beleidskader treedt in werking met ingang van 1 december 2017.