Kwaliteitsborging Forensisch Deskundigen behoeft uitbreiding

12,5 Jaar NRGD in perspectief

Michel Smithuis
Bron: Expertise en Recht, Editie 1 (2023)

Sinds de oprichting van het Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen (verder NRGD) in 2010 is er op forensisch gebied veel veranderd. Met de inwerkingstelling van het register is de kwaliteit van de deskundigeninbreng in de rechtspraak beter geborgd.

In het jubileumboek Tien jaar NRGD gaven collegevoorzitter Eric Bakker en directeur Michel Smithuis hun visie op een decennium zicht op forensische deskundigheid. Dit artikel is een adaptatie en actualisering van hun beschouwingen in 2020. Er wordt ingegaan op de geschiedenis van het NRGD en de publieke taak die is meegekregen. Besproken wordt wat de afgelopen 12,5 jaar is bereikt en welke uitdagingen er liggen voor het NRGD, maar ook voor het gehele forensische veld.

Geschiedenis van het NRGD

Naar aanleiding van een gerechtelijke dwaling als de Schiedammer Parkmoord waar het deskundigenoordeel ter discussie stond, werd een onderzoek door advocaat-generaal Posthumus uitgevoerd. Zijn rapport bevatte een groot aantal aanbevelingen gericht op de hele strafrechtelijke keten, met als doel dergelijke fouten in de toekomst te (helpen) voorkomen. In 2009 werd de Wet deskundige in strafzaken aangenomen. Hiermee was het NRGD een feit. Welke publieke taak heeft het NRGD meegekregen? Waar staat het NRGD, maar ook het veld, na 12,5 jaar?

Taak NRGD

Het NRGD is in 2010 bij wet ingesteld met als taak om de kwaliteit van deskundigen in het strafrecht te borgen.1 Uit de Wet deskundige in strafzaken volgt dat de wet als doel heeft het bevorderen van de gebruikmaking van deskundigen in strafzaken, die naar het oordeel van het onafhankelijk College gerechtelijk deskundigen (College), voldoen aan de wettelijk voorgeschreven kwaliteitseisen. Dit gebeurt door de gegevens van deze deskundigen bijeen te brengen en openbaar te maken in het register. 2

Het College bestuurt het NRGD als organisatie en beheert het register. Het College stelt per deskundigheidsgebied specifieke eisen vast waaraan te registreren deskundigen moeten voldoen. Het stelt eveneens de wijze van toetsen vast. In het Besluit register deskundige in strafzaken is ook vastgelegd dat het College een gedragscode vaststelt, waarin de gedragsregels staan waaraan de geregistreerde deskundige zich dient te houden.3

Het NRGD4 heeft in de loop der jaren kunnen uitgroeien tot dé forensische kwaliteitsorganisatie voor de rechtspraak in Nederland. Samenwerking in binnen- en buitenland staat hierbij voorop. Het NRGD zorgt ervoor dat forensisch onderzoekers en hun rapportages voldoen aan (inter)nationaal geldende normen. Daardoor kunnen belanghebbenden vertrouwen hebben in de kwaliteit van forensisch deskundigenonderzoek. Als onafhankelijke en transparante organisatie bevordert en waarborgt het NRGD de kwaliteit van de forensische expertise. Ook wordt de ontwikkeling van de kwaliteit van het forensisch veld als geheel gestimuleerd. Het NRGD concentreert zich op regulering, advisering en kennisuitwisseling.

Terugblik 2010-heden

Bij het bepalen van de werkwijze in 2010 bleek dat er geen of nauwelijks beroepsverenigingen bestonden die forensische kwaliteitseisen kenden. Ook waren er geen universitaire opleidingen tot forensisch deskundige. Deskundige werd je vooral ‘in de praktijk’.

De eerste fase (2010-2015) van het NRGD bestond daardoor uit het opstellen van kwaliteitseisen, het ontwikkelen van toetsingsprocedures en het ‘vullen’ van het register. Dat bleek geen sinecure. Per deskundigheidsgebied moesten er kwaliteitseisen worden vastgesteld. Dat gebeurde in samenspraak met het werkveld: (internationale) deskundigen, wetenschappers en juristen. Het gaat dan om een soort van codificatie van de vakinhoudelijke consensus. In de praktijk bleek dat – vanwege de vereiste zorgvuldigheid – een arbeidsintensief en tijdrovend proces. Binnen de natuurwetenschappelijke gebieden zijn er veel kleine gebieden waarvoor hetzelfde proces moest worden doorlopen als voor een groot gebied. Vervolgens moesten de deskundigen die werkzaam zijn op het gebied nog worden getoetst aan de kwaliteitseisen voordat zij konden worden opgenomen in het register. Het vullen van het register ging dan ook minder snel dan aanvankelijk werd voorzien.

Voor twaalf deskundigheidsgebieden – dikwijls met meerdere deelgebieden – zijn sindsdien kwaliteitseisen ontwikkeld, waaronder DNA, Forensische Pathologie, Digitaal Forensisch Onderzoek en Forensische Psychiatrie, Psychologie en Orthopedagogiek. Nieuwe gebieden als Forensisch Financieel Onderzoek en Bloedspoorpatroononderzoek zijn in ontwikkeling. Ook worden nieuwe gebieden als Radiologie verkend. Anno 2022 staan er meer dan 650 deskundigen ingeschreven in het register.

Het WODC evalueert periodiek de implementatie van de Wet deskundige in strafzaken en concludeerde in 2020:

‘De evaluatie laat zien dat het NRGD in belangrijke mate heeft bijgedragen aan het doel van de Wet deskundige in strafzaken om het vertrouwen in de rechtspraak te versterken door het realiseren van kwaliteitsverbeteringen en kwaliteitswaarborgen in de forensische advisering.’5

Bijzonder aan de werkwijze van het NRGD is dat niet alleen een opleiding en PE-punten vereist zijn voor registratie. Een toetsingscommissie toetst ook het werk van de deskundige: rapportages die hij of zij in de afgelopen jaren heeft opgemaakt. Dat doet het NRGD met een commissie die bestaat uit vakgenoten en een jurist.

Het NRGD streeft naar zoveel mogelijk kwaliteitsborging bij de bron. Uitgangspunt is dat de kwaliteit van het werk van deskundigen voldoende geborgd is door middel van opleiding en deskundigheidsbevordering en een daarbij behorende toetsing. In de loop van de tijd hebben het NFI en het NIFP hun bestaande interne opleidingen doorontwikkeld met duidelijke leerdoelen, modules, monitoring en examinering. Dat is voor het NRGD aanleiding geweest om naast de individuele toetsing bij het NRGD beleid te maken om een opleiding te erkennen. Indien de opleiding met goed gevolg is afgerond, kan opname in het register volgen. Daarmee kan de dubbele toetsing die in de praktijk bestaat (én bij de instantie én bij het NRGD) komen te vervallen. Het NRGD heeft wel enkele kwaliteitswaarborgen ingebouwd. Zo vindt erkenning enkel plaats na een voorafgaande visitatie door een onafhankelijke visitatiecommissie en vindt de toetsing bij de opleiding plaats met een gecommitteerde van het NRGD in de examencommissie. Deze gecommitteerde heeft vetorecht.

Het NIFP heeft in 2019 als eerste een erkenning verkregen voor de opleiding tot pro-Justitiarapporteur. Vooralsnog geldt deze erkenning voor de initiële registratie van pasopgeleiden en niet voor de vijfjaarlijkse herregistratie. Recent is eveneens de opleiding tot medisch specialisten in het bestuursrecht en civiel recht (NVMSR) erkend. Het NRGD is in overleg met vergelijkbare organisaties waar forensisch deskundigen worden opgeleid, zoals het NFI, de NSPOH (forensisch artsen) en de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (STAB).

Ad hoc deskundigen

Conform het Besluit register deskundige in strafzaken normeert het NRGD deskundigheidsgebieden die welomlijnd zijn en waarvoor normering en toetsing op objectieve wijze mogelijk is. Binnen het strafrecht wordt soms gebruikgemaakt van deskundigen voor wie dat niet mogelijk is. Het gaat dan bijvoorbeeld om deskundigen die mogelijk slechts eenmaal in hun carrière worden gevraagd strafrechtelijk te rapporteren vanwege hun bijzondere of gespecialiseerde kennis. Deze deskundigen hebben geen of weinig forensische training of ervaring noch zijn hun forensische competenties voorafgaand aan het onderzoek en rapportage gewaarborgd. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft het NRGD verzocht in samenwerking met het werkveld kwaliteitsborgende instrumenten voor deze zogenoemde ad hoc deskundigen te ontwikkelen. Het NRGD heeft met hulp c.q. advies van politie/LDM, OM, ZM en NFI een aantal instrumenten ontwikkeld, die bruikbaar zijn voor zowel rechter, officier en advocaat enerzijds als de deskundige anderzijds. Daarbij gaat het om een rapportagerichtlijn, een vragenlijst voor gebruikers om na te gaan of een deskundige over de juiste competenties beschikt en een systeem voor review op duidelijkheid, consistentie en bruikbaarheid. Verder is een e-module ontwikkeld zodat de ad hoc deskundige zich kan voorbereiden op zijn rol als deskundige in het strafrecht en de eisen die daar op grond van de Gedragscode aan verbonden zijn.

Contra-deskundigen

In het belang van de rechtsgang probeert het NRGD een breed aanbod van deskundigen te bieden. Het succes daarvan is echter vooral afhankelijk van het daadwerkelijk creëren van meerjarige vraag. Alleen als private aanbieders voldoende zaken, over voldoende jaren, voor een voldoende prijs krijgen, kan een segment voor contra-onderzoek ontstaan. Aanvankelijk leidde dit maar zeer beperkt tot een toename van de inzet van private aanbieders. De laatste jaren verschuift DNA-onderzoek meer en meer naar private aanbieders. Verwacht wordt dat deze trend zich doorzet. Niet alleen voor DNA-onderzoek, maar ook voor andere deskundigheden zoals toxicologie en pathologie. Hiermee ontstaat een breder speelveld naast het NFI. Hiervoor moeten uiteraard dezelfde kwaliteitseisen gelden, dus ook hier geldt dat het onderzoek in beginsel moet worden verricht door in het NRGD opgenomen deskundigen.

Advisering en kennisuitwisseling

Kwaliteit houdt meer in dan het registreren van bekwame deskundigen. Kwaliteit is het resultaat van inspanningen van alle betrokkenen in alle fasen van de forensische keten, van opsporing tot en met berechting. Het NRGD deelt toenemend kennis met en geeft, gevraagd en ongevraagd, advies aan politie, rechtspraak, NFI, NIFP, alsook aan de politiek over het borgen van forensische expertise. Internationaal levert het NRGD een bijdrage aan het debat over de kwaliteit van het forensisch onderzoek. Het NRGD wordt steeds vaker betrokken bij diverse discussies en overleggen op het gebied van kwaliteit en het borgen van forensische expertise. Dit was het geval bij het opstellen van de ‘Visie op forensisch onderzoek’, van het actieplan voor de Europese Forensische Ruimte, van ISO-standaarden voor forensisch technisch onderzoek. Het NRGD gaf advies aan de Taskforce Lijkschouw.

Organisaties en beleidsmakers, die meer willen investeren in kwaliteit, weten soms niet hoe en waarin. Het NRGD deelt zijn kennis toenemend met ketenpartners door middel van publicaties, lezingen, presentaties en zijn eigen website. Door deel te nemen aan opleidingen kunnen nieuwe rapporteurs kennismaken met kwaliteitsnormen. Zo neemt het NRGD deel aan de NIFP-opleiding voor beginnend pro-Justitiarapporteurs en verzorgt het een module van de supervisorenopleiding.

Het NRGD wil gebruikers van het register (ZM/OM/advocatuur), beleidsmakers en deskundigen bij elkaar brengen door het (gezamenlijk) organiseren van kwaliteitsmiddagen en ‘professionele ontmoetingen’. Met deze vorm van kennisoverdracht zijn in de afgelopen jaren goede ervaringen opgedaan. Zo zijn lunchbijeenkomsten van cybercrimedeskundigen met rechters in verschillende rechtbanken georganiseerd. Een ander initiatief was het bij elkaar brengen van gedragsdeskundigen, NIFP en advocatuur om de animo om voor de advocatuur te rapporteren te vergroten.

Knelpunten en uitdagingen

Een register voor de hele rechtspraak

De wetgever heeft steeds voor ogen gehad om het NRGD op termijn uit te breiden met het bestuursrecht en het civiel recht. Deskundigheid speelt immers in alle rechtsgebieden een rol. Denk aan het sociaal zekerheidsrecht of het arbeidsongeschiktheidsrecht waar de inbreng van deskundigen (medisch specialisten, verzekeringsartsen) van doorslaggevend belang kan zijn. Denk ook aan de deskundigen van de STAB.

De rechtspraak heeft herhaaldelijk aangegeven dringend behoefte te hebben aan wettelijke kwaliteitsborging zoals registratie van deskundigen die in het bestuursrecht en het civiele recht rapporteren. De rechtspraak werkt (opnieuw) aan een verzoek richting departement om de kwaliteit van deskundigen in het bestuurs- en civiele recht op vergelijkbare wijze te borgen als in het strafrecht. Het NRGD omarmt dit verzoek.

Gelijke kwaliteitseisen deskundigenonderzoek

De kwaliteit en inzet van gerechtelijk deskundigen is expliciet in het Wetboek van Strafvordering geregeld. Er is een aparte titel gewijd aan de deskundige.6 De technisch opsporingsambtenaren van de nationale politie (verder: politie) zijn in de systematiek van het huidige Wetboek van Strafvordering in zijn geheel uitgezonderd van de NRGD-kwaliteitswaarborgen die alleen voor ‘formeel’ deskundigen gelden. Voor de precieze juridische overwegingen die hieraan ten grondslag liggen wordt verwezen naar de memorie van toelichting. Tegen deze ‘formele’ benadering valt echter vanuit kwaliteitsoogpunt het een en ander in te brengen: ‘Materieel gezien is de technisch opsporingsambtenaar immers wel deskundige, aangezien hij specifieke kennis en vaardigheden gebruikt bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden.’ En: ‘Het gevolg van de huidige geforceerde afbakening van het begrip deskundige is dat het toezicht op het werk van de technisch opsporingsambtenaar niet is geregeld. Er worden geen eisen gesteld aan de kennis en vaardigheden van de technisch opsporingsambtenaren die het technisch onderzoek uitvoeren.’7

Het NRGD meent dan ook dat in de huidige systematiek een te groot verschil aan (kwaliteitseisen) geldt. Dit wordt met name zichtbaar op gebieden waar zowel het NFI rapporteert als de technisch opsporingsambtenaren, zoals bij de interpretatie van bloedspoorpatronen en digitaal onderzoek.

Inmiddels wordt erkend dat het belang van het investeren in goede en geborgde kwaliteit van de uitvoering van de forensische opsporing door de politie van steeds grotere betekenis is.8 Ook de politie heeft uitgesproken naar verdere kwaliteitsborging te streven (zie Ontwikkelagenda opsporing, spoor 3, 2018).9

Ook is een uitzondering gecreëerd in het huidige Besluit DNA-onderzoek in strafzaken. Het besluit verleent in artikel 7 lid 2 aan het OM de bevoegdheid zelfstandig deskundigen te benoemen zelfs als deze niet in het register staan vermeld, mits het laboratorium is geaccrediteerd. Deze bevoegdheid zou zich alleen moeten beperken tot feitelijke onderzoeken. Accreditatie toetst immers niet primair de deskundigheid van de individuele deskundige die interpretaties verricht, maar de geschiktheid van de methode waarmee feitelijke data worden gegenereerd zoals DNA-profielen.

Het NRGD is van mening dat interpretatief onderzoek te allen tijde door geregistreerde deskundigen moet worden uitgevoerd. Wanneer er geen sprake is van registratie mag dit alleen door een niet-geregistreerde deskundige worden uitgevoerd na benoeming door de R-C. In de visie van het NRGD is het zaak om op dit punt het strafproces blijvend te waarborgen. Daarvoor biedt de op handen zijnde modernisering van het Wetboek van Strafvordering een uitgelezen kans.

Het spreekt voor zich dat onnodige bureaucratie moet worden voorkomen. Om een juiste balans te vinden kan het onderscheid tussen feitelijk en interpretatief onderzoek behulpzaam zijn. Feitelijk onderzoek betreft het onderzoeken van sporen en het genereren van data zoals een DNA-profiel, een vingerspoor of data van een zendmast. Met interpretatie wordt bedoeld het beoordelen van de waarschijnlijkheid van bevindingen gegeven bepaalde scenario’s. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de interpretatie van complexe/gemengde DNA-profielen, complexe vingersporen of de beoordeling van digitale data. Juist deze beoordeling kan cruciaal zijn als bewijs in een strafzaak.

Een kwaliteitssysteem voor de hele keten

Hier ziet het NRGD de nodige uitdagingen. De onderzoeksmogelijkheden van forensische expertise nemen almaar toe. De financiële middelen kunnen niet in hetzelfde tempo meegroeien met deze trend. Hierdoor moet continu een afweging gemaakt worden tussen de inzet van deze beperkte middelen, waardoor spanning kan ontstaan in het investeren in voldoende kwaliteit zoals opleidingen. Zoals de voormalig Engelse regulator het stelt:

‘There are lots of other pressures such as the pressure to deliver on time and costs. I'd say that applies just as much to policing organisations and government organisations as it does to commercial ones. With all those pressures present, you need to make sure that there is an equal pressure on quality so that it doesn’t end up as the weakest link.’10

In Engeland heeft men een Forensic Science Regulator ingesteld die sinds 2021 ook wettelijke bevoegdheden heeft om bijvoorbeeld onderzoek te doen naar signalen waar het gebreken in de kwaliteitsborging betreft.11

Het NRGD pleit ook voor Nederland voor uitbouw en wettelijke inbedding van een ketenkwaliteitssysteem voor forensische expertise inclusief een onafhankelijke partij die de kwaliteit van de forensisch keten als geheel, inclusief de private markt, bewaakt.

Conclusie

Het NRGD heeft sinds de oprichting veel bereikt: het in samenspraak met het werkveld vaststellen van kwaliteitseisen voor twaalf deskundigheidsgebieden, toetsen en registreren van deskundigen, erkennen van opleidingen, adviseren van de forensische keten en delen van kennis met het werkveld. We durven – onder verwijzing naar de onderzoeken van het WODC – voorzichtig de conclusie te trekken dat de kwaliteit van de deskundigeninbreng in de rechtspraak in de afgelopen 12,5 jaar beter is geborgd.

Er is een hybride kwaliteitsborgingssysteem ontstaan met verschillende instrumenten, afhankelijk van de mate van voorafgaande borging:

  1. een individuele toets van de deskundige waarbij niet kan worden teruggevallen op andere waarborgen; het NRGD voert die toets zelf uit;
  2. een erkenningssystematiek waarbij instituten of beroepsverenigingen hun forensische opleiding kunnen laten erkennen op grond waarvan de toetsing bij het NRGD kan komen te vervallen en alleen nog bij de instantie zelf plaatsvindt, met een gecommitteerde van het NRGD in de examencommissie; en
  3. een toolbox waarmee de inzet van ad hoc deskundigen in de rechtspraak kan worden verbeterd.

Een doel voor de toekomst is te komen tot een register voor de hele rechtspraak, opdat ook de kwaliteit van deskundigen in het bestuurs- en civiele recht beter wordt geborgd. Een ander doel is de kwaliteitsborging van de gehele forensische keten waar het gaat om interpretatie van de verzamelde onderzoeksgegevens. We moeten ervoor blijven waken dat kwaliteit van forensisch onderzoek voldoende blijft geborgd. Dat vraagt naast een register gericht op het individu ook om systeemtoezicht. Alleen dan kan de rechter een weloverwogen beslissing in een (straf)zaak nemen. En laten we niet uit het oog verliezen dat er voor de verdachte of procespartij veel van afhangt wat de rechter uiteindelijk beslist.

Het hogere doel van de Wet deskundige in strafzaken ofwel het voorkomen van gerechtelijke dwalingen vereist inzet van alle betrokkenen. Een voldoende gewaarborgd kwaliteitssysteem voor de inbreng van forensische deskundigheid kan daar wel in belangrijke mate aan bijdragen.

* Mr. M.M.A. Smithuis is arts en directeur van het NRGD

  1. Wet deskundige in strafzaken (Stb. 2009, 33). Deze wet is opgegaan in het Wetboek van Strafvordering. De wettelijke grondslag van het NRGD is thans te vinden in art. 51k lid 1 Sv jo. art. 4 Besluit register deskundige in strafzaken
  2. Art. 2 Besluit register deskundige in strafzaken
  3. Art. 4, aanhef en onder a, b en c, Besluit register deskundige in strafzaken
  4. In dit artikel is gekozen om verder NRGD te vermelden waar soms het College formeel juister zou zijn
  5. WODC-rapport ‘Evaluatie College gerechtelijk deskundigen
  6. Eerste Boek, Titel IIIC Wetboek van Strafvordering: De deskundige (art. 51i-51m Sv)
  7. R.A. Hoving, ‘De deskundige in het gemoderniseerde Wetboek van Strafvordering’, Tijdschrift Modernisering Strafvordering 2020, afl. 1, p. 18-25, citaten ontleend aan p. 19
  8. Expertgroep Forensisch onderzoek en innovatie, ‘Driejaarlijkse signalering. 30 maart 2016’, bijlage bij Kamerstukken II 2015/16, 29279, nr. 328.
  9. Kamerstukken II 2017/18, 29628, nr. 799
  10. Interview met Forensic Regulator Gill Tully
  11. Forensic Science Regulator Act 2021