Interview met lid College gerechtelijk deskundigen Job Knoester

Na acht jaar eindigt de termijn van Job Knoester als NRGD-collegelid. In die periode groeide zijn advocatenpraktijk uit tot het grootste gespecialiseerde advocatenkantoor voor TBS-zaken in Nederland. Een gesprek over specialisatie en investeren in kwaliteit.

Beeld: ©NRGD / Fotograaf: Ming Chao

‘In interviews uitte ik vroeger veel kritiek op het NRGD, het NFI en het NIFP. Peter van Koppen zat toen in het NRGD College en die zei tijdens een lezing of een cursus: ‘Je kan wel mopperen over het NRGD, maar ga er dan zelf bij zitten. Dan kan je er wat aan doen en je eigen oordeel vormen.’ En zo begon mijn werk voor het NRGD. 

Ik begon als advocaat in een wat kleiner kantoor. We werkten destijds als een soort huisarts: je moest iets weten van allerlei gebieden. Dat was het idee, en daarmee was ik het toen al niet eens. Ik wilde me specialiseren. Ik geloof dat je binnen het strafrecht specialisaties hebt en ook moet hebben. Zoals terbeschikkingstellingen (TBS), een heel ander deelgebied binnen het strafrecht dan georganiseerde criminaliteit, internationaal strafrecht, cold case-zaken, of fraude. Tegenwoordig doe ik bijna alleen maar zaken waarbij de vraag speelt of een verdachte eventueel TBS krijgt, of dat al heeft gekregen. Mijn kantoor vertegenwoordigt een op de vier mensen in tbs.’

Wat maakt TBS zo speciaal?

‘Voor mij is dat het verhaal achter de mens. Dat vind ik interessanter dan de georganiseerde criminaliteit, waarbij mensen willens en wetens handelen. Mijn cliënten zijn bijna allemaal slachtoffer van ernstige onveiligheid in hun jonge jaren. Dat houdt me bezig. De psychologie en psychiatrie die bij mijn vak horen vind ik boeiender dan PGP-berichten, of formele strafrechtelijke dingen. Toen ik studeerde heb ik me ook wel afgevraagd of ik nou rechten wilde doen, of toch psychologie of iets dergelijks. Maar toen ik in 1997 mijn eerste TBS-cliënt kreeg, ontdekte ik dat ik dat veel leuker vond en daar beter in was.

Je moet eigenlijk alleen maar dingen doen waar je goed in bent. Ik ben vorige week gebeld over witteboordencriminaliteit. Een fraudekwestie die vroeg om een heel specifieke deskundigheid. Een in commercieel opzicht heel aantrekkelijke zaak, want die man wilde mijn uurtarief zelf betalen en geen beroep doen op gesubsidieerde rechtsbijstand. Maar ik vind dat ik niet genoeg verstand heb van die materie, dus ik heb die zaak voorbij laten gaan. Dat moet je als advocaat ook doen. Dat doet niet iedereen.’

Veel advocaten werken als kleine ondernemingen en die moeten productie draaien

‘Dat vind ik een verkeerde manier van ondernemen. Of het nu gaat om de advocatuur, of iets anders: je specialiseren is in het begin spannend, maar op een gegeven moment gaat het lonen. Wij zijn met ons kantoor gespecialiseerd in TBS. Er zijn er nog een paar, maar niemand heeft zo'n grote TBS- praktijk, en zo staan we ook bekend. Ik word elke week gebeld door advocaten of wij een zaak willen overnemen. Doordat we specialiseren weet iedereen ons goed te vinden. Ik heb nu de luxe om zaken te kunnen kiezen. Dat was in het begin niet, maar is ontstaan door investeren. Ik geloof echt in specialiseren, voor de kwaliteit, maar ook voor de onderneming.

Het begint met het type zaak. Ik ben twee weken geleden gebeld door een man die zegt: ‘ik word verdacht van drugsinvoer van 100 kg cocaïne.’ Nou, dan weet ik al: dat is niet mijn zaak. Dus die laat ik voorbij gaan. Ik ben in diezelfde week ook gebeld door een man die zegt: ‘Ik heb een familielid doodgestoken’. Dan weet je dat er een psychiatrische of psychologische rapportage bij komt kijken. Daar komt bij dat ik in mijn praktijk vooral zaken in hoger beroep doe. Dan ligt er al een vonnis met een TBS-veroordeling, of is TBS geëist, maar niet opgelegd. Toen ik begon als advocaat wist ik niet goed hoe je de rapporten van een psychiater of psycholoog nou moest lezen. Hoe ze te duiden. Nu weet ik dat veel beter, door daar tijd in te investeren, door onderwijs en cursussen over allerlei typen stoornissen te volgen. En ik ben heel veel zaken gaan doen en gaan overleggen met andere advocaten. Zoals de gebroeders Anker, waarvan ik wist dat ze toen veel TBS-zaken deden. Het is een combinatie van investeren en specialiseren.’  

Wat vind je van het Nederlandse TBS-systeem?

‘Als je naar de feiten kijkt, is het een goed werkend systeem. TBS maakt ons land veiliger. De cijfers laten zien dat mensen na TBS 3 tot 4 keer minder recidiveren in ernstige delicten dan mensen die zonder behandeling uit de gevangenis komen. Ik zie aan mijn cliënten die TBS doorlopen dat het goed gaat. De meeste cliënten zie ik letterlijk veranderen. Ik zie dat ze me op een gegeven moment aankijken tijdens een gesprek. Dat ze een steviger hand geven. Dat ze zich trots voelen over dingen. Een dagbesteding, een baan, of vrijwilligerswerk, een eigen woning, en een sociaal netwerk dat ze eerst niet hadden. En dat ik ze ook bijna niet meer terugzie is een goed teken. Maar de nadelen zijn ook evident. TBS duurt erg lang en inmiddels loopt de gemiddelde behandelduur weer op. En daarbij is de politiek te prominent aanwezig. Met de minister die beslist over verlof van mensen in de long stay leidt ieder incident tot een debat In de Tweede Kamer. En dat leidt dan weer tot wetgeving vanwege incidenten.’

Hoe zou het moeten?

‘Laat beslissingen over verlof en long stay niet nemen door de minister, maar door een onafhankelijk college waarin een jurist en een gedragsdeskundige zitten. Dat hebben de Commissie Visser in 2006 en later de RSJ ook geadviseerd. Daarmee haal je de politieke angel eruit. Er is nu weliswaar ook een adviesorgaan, maar omdat de minister verantwoordelijk is, leidt ieder incident tot een debat. Er zijn ook advocaten die zeggen dat je TBS moet maximaliseren. Voor bepaald delicten een maximaal aantal jaar TBS. Maar dat werkt niet. Als mensen weten dat ze maar 4 of 6 jaar TBS hebben, werken ze niet mee, want ze weten: ‘ik kom toch wel buiten’. Rechters zouden wel kritischer kunnen zijn als ze ervoor kunnen zorgen dat het strafrecht op enig moment verantwoord kan terugtreden. Als je ziet dat een TBS disproportioneel wordt, moet je kunnen zeggen: ‘Strafrecht moet eruit, de TBS moet stoppen.’ Maar dan moet de reguliere GGZ steviger zijn georganiseerd dan nu, om de behandeling en de beveiliging te kunnen overnemen. Het gat tussen TBS en reguliere GGZ is nu te groot.’

Hoe ga je zelf te werk?

‘We leggen veel uit. Iemand komt bij ons met een vonnis. Er is TBS met dwangverpleging opgelegd. Dan gaan we kijken. Wat is er nou gebeurd in de rechtbankfase? En dan zien wij dat de advocaat in eerste aanleg de cliënten heeft geadviseerd niet mee te werken aan het onderzoek. Maar ja, als je niet wil, kan een rechter gaan dwingen. En dan krijg je TBS met dwangverpleging. We investeren tijd om uit te leggen wat het verschil is tussen TBS met dwangverpleging en TBS met voorwaarden wat een ander behandelkader inhoudt. Het verschil tussen volledig ontoerekeningsvatbaar en gedeeltelijk ontoerekeningsvatbaar leggen we goed uit. En dan kan het gebeuren dat die verdachte zegt: ‘Maar dat wist ik niet. Dat TBS met voorwaarden er heel anders uitziet dan TBS met dwang.’ En dan kunnen ze een andere proceshouding aannemen.

Die voorlichting pakt ook wel eens vervelend uit. Ik heb een jongen bijgestaan die drie mensen neerstak. Ik besteedde veel tijd aan uitleggen wat ontoerekenbaarheid en TBS inhielden. Zodat de jongen een goede keuze kon maken of hij zou meewerken aan het onderzoek van een psychiater en  psycholoog. In de afgeluisterde telefoongesprekken tussen deze cliënt en zijn familie las ik terug dat hij tegen zijn familie zei: ‘ja, ik moet van mijn advocaat zeggen dat ik een stoornis heb, want dan krijg ik geen gevangenisstraf’. En toen heb ik overwogen te stoppen met die zaak. We zullen nooit zeggen wat een cliënt moet gaan zeggen, of hoe ze moeten doen. We lichten voor. Maar zo komt het dan terecht in de familiegesprekken. We hebben de zaak uiteindelijk toch gehouden. Die jongen zat in een psychose, ik kon het hem niet kwalijk nemen.’

Wat hebben 8 jaar NRGD-college wat jou betreft opgeleverd?

‘Als Collegelid ontdekte ik al snel dat mijn eerdere beeld van het NRGD niet klopte. Zo ziet het College in dat de positie van de advocatuur lastiger is dan die van het Openbaar Ministerie (OM). Het OM heeft vanaf het begin veel toegang tot deskundigenonderzoek, advocaten niet. Wat het NRGD ook goed begrijpt, is het risico van een closed shop. Als deskundigen in Nederland bij het NFI werken, waar haal je dan een second opinion? Dat is al jaren een thema. Er is dus oog voor de belangen van alle partijen, waarbij wel opviel dat de advocatuur bij overleggen vaak werd vergeten. Dat is nu minder, maar het komt nog steeds voor dat ik in een vergadering moet zeggen: ‘Waarom is de advocatuur niet uitgenodigd?’ Dat speelt trouwens niet alleen bij het NRGD hoor, ik zie het ook wel op andere plekken. Mijn grootste frustratie in strafzaken is dat er geen equality of arms is, terwijl we zeggen dat die er moet zijn. Het OM heeft veel mogelijkheden voor onderzoek. Als het dossier klaar is en de advocaat wil een second opinion heb je meestal een cliënt die geen geld heeft. Dan moet de advocaat aan de officier van justitie of de rechter toestemming vragen. Die zijn daar vaak terughoudend in, want je komt laat en ze willen door met dat proces. Je mag van een advocaat verwachten dat ze zo’n verzoek motiveren. Maar de magistratuur zou ook minder terughoudend moeten zijn. Het NRGD doet hier veel voor. We hebben twee expertmeetings gehad over de vraag of psychiaters, psychologen willen rapporteren voor de verdediging. Er is ook aandacht voor vanuit andere deskundigheidsgebieden.’

De advocatuur is in het NRGD-college vertegenwoordigd door één lid. Klopt dat wel, gelet op je pleidooi voor specialiseren?

‘Je hebt ook één lid uit de zittende en staande magistratuur en één lid uit de hoek van de politie. Dus dat is wel in balans. Maar als het civiel recht en bestuursrecht ook door het NRGD zouden worden bediend, moet je daarover gaan nadenken. Want hoe ga je dat doen? Ga je met verschillende kamers werken? Of met verschillende colleges? Dat de ene keer een civiele advocaat erbij komt en de andere keer een strafadvocaat?’

Heb je ooit overwogen om zelf bij het OM te gaan werken, of rechter te worden?

‘Ik heb daar wel over nagedacht en ik ben jaren geleden ook wel eens gepolst. Toen heb ik het serieus overwogen. De sociale advocatuur is bijna kapot bezuinigd. Plus dat ik de andere kant, het nemen van een beslissing, ook boeiend vind. Maar uiteindelijk ben ik toch teveel een advocaat. En nu speelt het niet meer, denk ik. Ik zou het niet doen, maar ik weet ook zeker dat ik niet meer gevraagd zou worden. Gelet op mijn media-optredens bij Vandaag Inside, ook al is het programma voor veel mensen een soort guilty pleasure. Ik vind dat de magistratuur dat eigenlijk zou moeten omarmen. Als rechter of als officier van justitie moet je midden in de samenleving willen staan. Afwerend naar dit soort dingen kijken, legt voor mij juist een probleem bloot bij de magistratuur.’

Je vindt het ook wel leuk een beetje te provoceren?

‘Ik heb er in elk geval geen moeite mee.’

Gebruik je dat ook wel eens in zaken? Als advocaat sta je ook op het toneel?

‘Ja, soms wel. Als ik denk dat het zin heeft een deskundige op zitting uit balans te brengen door confronterend te zijn, dan zal ik dat niet achterwege laten. Als ik mijn werk maar goed en serieus doe. Daar word ik op beoordeeld. Maar dat maakt ook dat ik niet bang ben in zo'n programma te gaan zitten. Omdat ik vertrouw op de professionaliteit van rechters die me niet beoordelen op wat ik in mijn vrije tijd doe. Je hebt hele leuke rechters en hele leuke officieren van justitie die midden in de samenleving staan. Er zijn genoeg rechters en officieren met wie ik in de kroeg een biertje kan drinken. Maar in het algemeen heb je in de magistratuur meer überkeurige mensen. Er zijn ook leuke advocaten en echt vervelende lui, maar het gemiddelde onder advocaten levert een wat kleurrijker beeld op dan bij de magistratuur. En ja, dat past me wel.’

Terug naar het NRGD: welke kant moet het op?

‘Het NRGD zorgt voor vertrouwen in de kwaliteit van de rechtspraktijk. Als ik naar mezelf kijk, heeft dat echt effect gehad. Op kantoor hadden wij vroeger zwarte en witte lijsten voor psychiaters en psychologen. Een naam van de zwarte lijst wilden we pertinent niet hebben in een zaak. Er zijn nog wel deskundigen die alleen maar schrijven: TBS twee jaar verlengen. Maar het is niet meer zo scherp als toen. Vroeger had ik ook een wit lijstje, met namen van deskundigen die ik benoemd wilde krijgen. Dat doe ik bijna niet meer. Ik heb veel meer vertrouwen gekregen in de kwaliteit van deskundigen. En natuurlijk: er zitten vijven en zesjes tussen en achten en negens. Maar de gemiddelde kwaliteit is verbeterd en dat zie je bij psychiaters en psychologen maar ook bij andere deskundigheidsgebieden. Dus het NRGD moet vooral doorgaan. En daarvoor is het belangrijk dat er in het college kritische geesten zitten, met een scherp oog voor kwaliteit.’

Heeft het NRGD ook genoeg invloed?

‘Nee, dat vind ik niet. Volgens mij onderschat de top van het ministerie van Justitie en Veiligheid het belang van het NRGD. Het register zou daar meer gewicht moeten krijgen. Als je als minister wil dat de rechtspleging goed op orde is - en daar is het departement voor - en er geen dwalingen bestaan en als je wilt dat zware criminelen terecht worden veroordeeld, dan moet je investeren in goede kwaliteit. Dan snap ik niet goed dat het NRGD zo zijn best moet doen bij het ministerie op de radar te blijven. Ik heb nooit gehoord dat de top van het ministerie ieder kwartaal naar het NRGD komt om te kijken hoe het ermee gaat. Dat zouden ze wel moeten doen, moeten voelen wat er gebeurt op het terrein van forensische kwaliteit.’