Onderzoek Universiteit Maastricht en NRGD: ‘De inzet van deskundigen door de verdediging’
Universiteit Maastricht en het NRGD hebben onderzocht welke ervaringen de verdediging heeft met het inschakelen van deskundigen, en welke obstakels zij tegenkomen. De resultaten zijn beschreven in het artikel ‘De inzet van deskundigen door de verdediging’, onderdeel Kaesler ‘s PhD-onderzoek, en verscheen in de laatste editie van het Nederlands Juristenblad.
‘De Wet deskundige in strafzaken, ingevoerd in 2010, beoogde onder andere de mogelijkheden voor de verdediging om een deskundige in te schakelen te vergroten. Over het effect daarvan is nog weinig bekend’, aldus de auteurs van het artikel Noa Kaesler (MSc, promovenda Maastricht University) en Karien van den Doel (MSc, senior beleidsmedewerker bij NRGD). De auteurs voerden een verkennend onderzoek uit naar de mate waarin de verdediging gebruik maakt van deskundigen, al dan niet via het landelijk Register Gerechtelijk Deskundigen. De versterking van de positie van de verdediging die werd beoogd, blijkt in de praktijk voorlopig beperkt te zijn.
Sinds de invoering van de Wet deskundige in strafzaken (Wds) in 2010 is beoogd de positie van de verdediging te versterken, onder andere door het vergroten van de mogelijkheden om deskundigen in te schakelen. Ondanks deze wettelijke waarborgen was er tot op heden weinig empirisch onderzoek gedaan naar de daadwerkelijke toepassing hiervan door de verdediging. Dit verkennende onderzoek had tot doel deze leemte op te vullen door inzicht te bieden in de praktijkervaringen en percepties van strafrechtadvocaten.
Methodologie
De onderzoekers hebben een enquête verspreid onder strafrechtadvocaten, waarin werd gevraagd naar hun ervaringen met het inschakelen van deskundigen in de periode 2019-2024. Daarnaast werd hen gevraagd naar hun bekendheid met en opvattingen over het NRGD.
Belangrijkste bevindingen
Een volledige bespreking van het onderzoek en alle resultaten zijn te lezen in het artikel ‘De inzet van deskundigen door de verdediging’, gepubliceerd in het Nederlands Juristenblad van 17 januari 2025.