Wakker liggen van schaarste

‘Vroeger kreeg je nog wel eens een zaak van een overval in de Albert Heijn. Dat komt eigenlijk niet meer voor. Omdat we steeds minder rapporteren, concentreren we ons op de meest ernstige zaken en gaan beginnende rapporteurs meteen flink aan de bak.’

Op 1 januari 2025 vertrok Marrit de Vries als directeur bij het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie (NIFP), de organisatie waaraan ze sinds juni 2018 inhoudelijk leiding gaf. Ze keert terug naar het Pieter Baan Centrum (PBC). Een gesprek over het ambacht van psychiater, hoepels, feedback en voeten in de klei.

‘Ik heb zo’n 8 jaar geleden al bij het Pieter Baan Centrum gewerkt. Ik heb zin terug te keren naar het vak en zelf meer rapportages te schrijven. Er zijn overal tekorten - ook in het PBC - dus het voelt alsof ik de mensen daar weer praktisch bij kan helpen. Mee draaien in de eerstelijnszorg, terug naar de basis, met de voeten in de klei. Onderdeel zijn van een team, met de beveiliging, de verpleegkundigen en de groepsleiders.’

Marrit de Vries
Beeld: ©Marrit de Vries

Hoe kijk je terug op je periode als bestuurder bij het NIFP?

‘Ik heb altijd benadrukt dat het NIFP veel meer doet dan rapporteren. Het is ook verantwoordelijk voor de zorg binnen de gevangenis en de indicatiestelling forensische zorg. De organisatie heeft een grote tak wetenschap en opleidingen. En dan nog het rapportagedeel, allemaal organisatieonderdelen waar we moeten blijven leveren. Organisatieontwikkeling is dus belangrijk. Toen ik begon bij het NIFP heb ik een presentatie gegeven: ‘Stilstaan is geen optie.’ Neem het tekort aan rapporteurs en de arbeidsmarkt: die situatie maakt dat we moeten nadenken over innovatie en de inzet van nieuwe technologie. Want de arbeidsmarkt is een dossier waarvan we echt wakker liggen.

Het NIFP is de grootste werkgever van psychiaters in Nederland, of één van de grootste. We hebben er een stuk of negentig in dienst, plus veel rapporteurs die als freelancer werken. Maar het wordt steeds moeilijker nieuwe mensen te vinden. We zijn over de jaren heen minder gaan rapporteren, ook omdat er minder mensen zijn die het willen doen. Veel rapporteurs zijn op leeftijd en dat zijn juist onze ‘groot- rapporteurs’ die veel en vaak rapporten schrijven. Als die straks met pensioen gaan of uitvallen hebben we een groot probleem. De arbeidsmarkt verander je niet en de leeftijd van die mensen evenmin. Maar wat we wel doen, is met het Openbaar Ministerie (OM) en de reclassering kritisch kijken in welke gevallen rapporten nodig zijn. En omdat we minder rapporteren, zie je vanzelfsprekend een verschuiving naar de zwaardere zaken, waar we zeggen: ‘Hier moet sowieso een rapport komen.’

Is het OM daar gevoelig voor?

‘Zeker. Zij zien ook wel in dat het ophoudt als er onvoldoende mensen zijn. Dat schaarste vraagt om keuzes maken. Helaas, maar dit is de werkelijkheid. En niet alleen bij ons, maar bij heel veel organisaties, op heel veel plekken. De uitdaging speelt in het hele land, op al die parketten, bij een veelheid aan mensen. We hebben regelmatig een tripartite overleg met medewerkers van het OM en de reclassering. Op zo’n overleg bespreken we nieuwe zaken. Soms komt er dan geen Pro Justitia rapport, maar brengt een wat uitgebreider reclasseringsrapport uitkomst in een strafzaak. Zo bouw je ervaring met elkaar op, wat kan leiden tot een minder zware inzet van Pro Justitia rapporteurs.

De achterliggende vragen liggen buiten de keten en zijn eerder maatschappelijk: ‘Hoe belangrijk vinden wij Pro Justitia rapportages in rechtszaken? Hoeveel geld hebben we daar voor over?’ In de krapte en de uitdaging die daar ligt, speelt de maatschappelijke discussie wat mij betreft een rol. Het aantal rapporten is al erg teruggelopen. Zo'n 8 jaar geleden deden we een stuk of 4000 per jaar. We doen er nu ongeveer 2000 per jaar. Ik zal niet zeggen dat het beter is dat we er zoveel minder doen. Het is een gevolg van schaarste. Er wordt heel hard aan mensen getrokken. Het NIFP is niet de enige organisatie die zoekt naar psychiaters. Ook de zorg zoekt. We zien daar tarieven stijgen, maar wij worden gefinancierd door Justitie, een hele andere financieringsstroom. Je ziet dat psychiaters en psychologen zeggen: ‘Ik vind het tarief niet meer opwegen tegen alles wat ik moet doen voor zo’n rapport.’

Is een forensisch psychiater anders dan een reguliere psychiater?

‘Forensische psychiatrie is wel een specialisme, wat maakt dat dit vak niet geschikt is voor elke psychiater. Een reguliere psychiater is er voor de patiënt. De persoon tegenover je. Als psychiater ga je er vanuit dat wat diegene vertelt in de kern waar is. Dat iemand beter wil worden. Dat je met hulpverlening bezig bent. Als forensisch psychiater en rapporteur werk je voor veiligheid van de samenleving. De persoon tegenover je is niet per se tevreden met wat er in een rapport komt. Dat is wezenlijk anders. Noem het gezonde achterdocht. Ik ga er per definitie vanuit dat de ander een proces belang heeft. Maar natuurlijk zit er een grijs gebied tussen en ook in de reguliere gezondheidszorg hebben mensen niet altijd als doel beter te worden. Als iemand bij forensische psychiatrie zegt: ‘Ik heb stemmen gehoord’, kijk ik of dat ook is geobserveerd. Heeft iemand medicatie gebruikt? Kan ik dat terugvinden? Op basis van één enkele bron trek je als rapporteur geen conclusies.’

Is deskundigheid altijd een rapport?

‘Er zitten veel meer kanten aan het vak, maar het eerste dat je doet is verzamelen en diagnostiek: Waar kijken we naar? Wat zien we? Veel uitpluizen, veel informatie opvragen. Je probeert alles te verifiëren met stukken, maar ook het werk van de pJ-rapporteur moet weer te verifiëren zijn, dan wordt het al snel een rapport. Of het korter en puntiger kan, is wel een thema. Ook rechters zeggen: ‘Het is wel erg uitgebreid, veel pagina's.’ Maar ze zeggen ook dat ze heel blij zijn met de rapportages en er veel waarde aan hechten, ook los van het advies over toerekenbaarheid, of maatregeladvies. Het rapport geeft een goed beeld van wie ze tegenover zich hebben. Ik denk dat rechters altijd voor kwaliteit gaan, maar ze hebben het ook enorm druk en krijgen een paar dagen voor de zitting een rapport van 70 of soms wel 120 pagina’s waar ze doorheen moeten.’

Hoeveel moet een rechter snappen? Een strafrechter doet in de loop der decennia aardig wat psychiatrische kennis op. Tot hoever mag dat gaan?

‘Een rechter hoeft geen psychiater te zijn. Daarom worden we als psychiaters en psychologen om advies gevraagd. Gedragsdeskundigen hebben een eigen taal, vakkennis en professionele grenzen. Een rechter heeft dat ook. Michiel van der Wolf, hoogleraar forensische psychiatrie aan de Universiteit Groningen, beschrijft dat als een brug die je overgaat, met in het midden een grijs gebied waar je elkaar ontmoet. Soms komen wij vanuit ons vakgebied niet heel veel verder, maar kijken we of we bouwstenen kunnen aanleveren. Stel: iemand is verward, maar we komen niet tot een diagnose. Kan ik dan een handreiking doen aan de rechter, door te zeggen dat ik uitga van een ziekelijke stoornis, al heb ik daar niet per se de precieze diagnose van? Daar ligt een rol voor gedragsdeskundigen, om dat in duidelijke taal goed uit te leggen.

Je hebt een soort jargonalarm ingebouwd?

‘Absoluut. Omdat ik niet wil dat alleen de rechter het snapt. Ik wil ook dat de persoon die ik onderzocht heb begrijpt wat ik heb opgeschreven en alle anderen betrokken bij de rechtszaak. Ik laat het lezen en leg het zo nodig uit. Dat vinden alle rapporteurs belangrijk. Je geeft een gezicht aan degene die in die rechtbank staat. Er wordt bijvoorbeeld waarde gehecht aan of iemand spijt betuigt. Ik onderzoek mensen voor wie dat best lastig kan zijn. Als je dat kan schetsen, dat iemand iets niet gaat zeggen en bijvoorbeeld duidelijk maakt dat iemand verbaal beperkt is of veel tijd nodig heeft om een antwoord te formuleren, dan doet dat ertoe. Dat vind ik belangrijk.

Jij kent de bestuurlijke kant en keert terug naar de praktijk. Wat zou je daar anders willen doen?

‘Qua omstandigheden vind ik dat aandacht moet zijn voor de financiële beloning van het werk. Ik zie dat jonge collega’s andere keuzes maken omdat ze elders meer kunnen verdienen. De schaarste is dan ook deels een kwestie van geld. Er lopen gesprekken om het tarief of het aantal uren per rapport omhoog te krijgen. Als ik collega's om me heen spreek, zegt eigenlijk iedereen ‘Ik stop er veel meer tijd in dan ik gedeclareerd krijg.’ Ik denk dat we dat recht moeten trekken. Maar ik weet dat dit ook speelt bij pro deo advocaten en bij de tolken die voor het OM werken. Dus ja: join the club.

Vakinhoudelijk zou ik bijvoorbeeld graag meer geïntegreerde rapporten willen. Dat doen we al bij triple onderzoeken, de zwaarste vorm van ambulant onderzoek en bij het Pieter Baan onderzoek. Bij een triple onderzoek zit naast een psychologisch en een psychiatrisch deel ook een milieurapport, een soort uitgebreide biografie. Dat voeg je samen in één rapport, waarbij je zoveel mogelijk herhalingen probeert te schrappen. Bij een dubbele rapportage schrijven de psychiater en de psycholoog hun eigen afzonderlijke rapportages. Twee biografische anamneses en twee gezondheids- en verslavingsanamneses. Onnodig en niet fijn om te lezen, want er zit veel herhaling in. Maar we hebben nu eenmaal afgesproken dat het rapport van een individuele rapporteur wordt beoordeeld op navolgbaarheid en volledigheid. En ook het tuchtcollege wil dat. Daar is volgens mij winst te behalen. Bij een triple spreek ik dat af met de psycholoog. Dan doe ik als psychiater bepaalde delen en de psycholoog weer andere. Je bent samen verantwoordelijk voor wat er staat, maar je verdeelt de taken en zorgt dat er niet keer op keer hetzelfde in dat rapport staat. Maar dat kan niet los van het NRGD en het tuchtcollege.’

Heb je als bestuurder een ander beeld van het NRGD gekregen?

‘Ik denk dat we de samenwerking met het NRGD altijd als heel prettig en constructief hebben beschouwd. We trekken in veel dingen samen op en het NRGD investeert in de relatie. Het blijft wel lastig dat mensen behoorlijk stress kunnen ervaren door de NRGD-toetsing als die er weer aankomt. Dat is eigenlijk best bijzonder, want uit de cijfers blijkt dat er maar heel weinig mensen worden afgewezen. En het is natuurlijk mooi dat er een register is. Het NIFP heeft een hele mooie opleiding en er zijn kwaliteitseisen. Je moet niet willen dat iedereen een rapport kan schrijven. Maar ja, de toetsing is best fors en het voelt voor veel mensen alsof je steeds opnieuw examen moet doen. We hebben wel eens besproken om de toetsing op rapportages aan te passen en meer te varen op de feedback van het NIFP. We zitten dicht op het proces van de rapporteur, omdat we de rapporteurs goed kennen en alle rapporten voorbij zien komen. Als er een rapport is waarvan wij denken: ‘Het is zo-zo’, dan nemen we dat mee in de feedback. Het integreren van kennis en kwaliteit zie ik als een taak van het NIFP en de toetsers van het NRGD werken veelal ook voor het NIFP. Wat dat betreft, zeg ik wel eens: ’Het NRGD, dat zijn wij’. Het is belangrijk dat je de zorg voor kwaliteit bij de organisaties zelf laat. Maar een organisatie als het NRGD, die het hele veld overziet en bedient, dat is natuurlijk hartstikke mooi.’